NIMA onderzoekt stand van zaken marketingvak

Na een eerder grootschalig onderzoek in 2020 vanuit NIMA naar marketeers en hun beroepspraktijk, starten we dit ook weer op. Daarvoor is jouw input belangrijk!  We stellen het zeer op prijs als je de vragenlijst invult en zetten hier graag iets tegenover. Onder de deelnemers worden 10 Marketingfacts Jaarboeken 2021-2022 en 10 vouchers t.w.v. € 150 voor DPG Direct verloot. Dit is een self-service platform waarbij je (ook met kleine budgetten)  rechtstreeks toegang hebt tot premium online advertentieruimte bij o.a. NU.nl en AD.nl.

NIMA voert het onderzoek uit om ervoor te zorgen dat we blijven doen wat wij – maar ook jullie- belangrijk vinden voor het vak: studenten, vakgenoten en onderzoekers helpen met inspiratie, kennis en een netwerk om samen verder te komen in het marketingvak. NIMA werkt hierin samen met onderzoeksbureau DVJ en mediabedrijf DPG Media.

In 2020, het eerste coronajaar, heeft bijna één op de vier marketeers gesolliciteerd bij een andere werkgever. Van die sollicitanten zocht de overgrote meerderheid wel een baan binnen hetzelfde vakgebied. Redenen om ergens anders te solliciteren bleken de ontwikkelingsmogelijkheden en kwaliteit van de leidinggevende. Een deel van de marketeers heeft het gewoon enorm naar de zin en het aandeel dat zegt dat het ‘altijd een bakkie koffie komt drinken als het zover komt’ is minder dan de helft. Deze wetenswaardigheden waren maar een paar van de uitkomsten uit het eerdere onderzoek.

Deelname aan het onderzoek is anoniem. De onderzoeksresultaten worden uiteraard gedeeld met onze members. Met de uitkomsten scherpt de NIMA-directie onze diensten en producten aan, om ervoor te zorgen dat we optimaal aansluiten bij de beroepspraktijk van vandaag, op een manier die past bij jouw opvattingen over marketing en jouw manier van werken.

Dus, kort en goed: je helpt het vak, NIMA en jezelf enorm door even de tijd te nemen en je antwoorden door te geven. Heel veel dank vast voor je hulp!

Efteling stoot Bol.com van troon in Instagram Top 100

Het Instagram account van de Efteling heeft het volgens Somention dit kwartaal goed gedaan en heeft daarmee de koppositie bereikt.

Social media bureau Somention maakt de lijst van de 100 meest invloedrijke Nederlandse merken op Instagram bekend. Het onderzoek is gehouden onder Nederlandse merken of internationale merken met een Nederlands Instagram account. Het focust zich op de engagement rate* in combinatie met het aantal volgers.

Social media specialist Vera Jasmijn van Goor: ‘Met ons Instagram account proberen we de Efteling-beleving zoveel mogelijk bij iedereen thuis te brengen. Dat doen we door veel gebruik te maken van user generated content, inspelen op actualiteiten, maar ook de reacties van webcare spelen hier een belangrijke rol in.’

Dat het amusementspark inmiddels weer open is biedt natuurlijk voordelen voor het plaatsen van content en de betrokkenheid van de community. Maar ook in de periode dat de poort van de Efteling gesloten was, zorgde de organisatie dat er altijd genoeg te beleven was op het social account. ‘Gelukkig is inspiratie nooit een probleem: een park vol sprookjes en verwondering inspireert altijd! We blijven binnen en buiten de Efteling altijd ontwikkelen, waardoor er altijd genoeg interessante nieuwswaardigheden zijn om te delen, ‘aldus Van Goor.javascript:void(0)

Nieuwkomers
NetflixNL en Hunkemöller zijn deze editie flink wat plaatsen gestegen en staan nu beiden in de top 10. TUI Nederland is in dit kwartaal 32 plekken gestegen en is daarmee nieuw in de top 20.

Somention vroeg Christine van Hedel, Sr. Digital Marketeer Social Media bij TUI of ze de afgelopen periode iets hebben aangepast in de social strategie waardoor ze zo zijn gestegen. Van Hedel: ‘We volgen nauwgezet de behoefte van onze volgers en merkten dat ze graag willen weten hoe reizen in deze tijden er uit ziet. Hoe is het op de vakantiebestemmingen en waar moeten ze rekening mee houden? We hebben zo veel mogelijk gedeeld over de situatie ter plaatse; eigen content van interne en externe influencers en van onze fans. Informatief inspireren noemen we dat, en dat wordt zeer op prijs gesteld door onze volgers.’

Dat TUI Nederland goed luistert naar hun community is te zien aan de dagelijkse organische groei.

Hun tip aan andere merken om Instagram succesvol in te zetten voor je merk is dan ook: ‘Volg goed wat er leeft in jouw community. Wat houdt hen bezig en hoe kun je hierop inspelen? Houd wel altijd in gedachten dat de content die je plaatst niet alleen actualiteit en wensen van je fans dient, maar ook past bij jouw merk en je merkwaarden,’ aldus Christine van Hedel van TUI. 

Beste 20 accounts Q2 in 2021

  1. @efteling
  2. @bol_com
  3. @unilever
  4. @netflixnl
  5. @theoceancleanup
  6. @walibihollandofficial
  7. @annefrankhouse_official
  8. @wondr.experience
  9. @vangoghmuseum
  10. @hunkemoller
  11. @albertheijn
  12. @visitkeukenhof
  13. @shell
  14. @myjewellery
  15. @videolandonline
  16. @rijksmuseum
  17. @schorembarbier
  18. @tuinederland
  19. @klm
  20. @pinkpopfest

De volledige lijst met Instagram accounts die de top 100 in het tweede kwartaal van 2021 hebben gehaald kun je hier vinden: 

*Engagement Rate is als volgt berekend: het aantal reacties en likes per post gedeeld door het aantal volgers. Om een betrouwbare Engagement Rate te krijgen zijn alleen accounts meegenomen met meer dan 5.000 volgers. Uitgesloten zijn (nieuws)platforms, omroepen, programma’s, sportclubs en verenigingen. Daarnaast zijn accounts met een 18+ instelling (zoals die van alcoholhoudende dranken en een aantal loterijen) uitgesloten i.v.m. settings van Instagram.

Dit artikel verscheen eerder op

The Cookieless Era (6): Server side tagging

Een sterke langetermijn-oplossing, mits correct geïmplementeerd en onderhouden

In deze cookieless era blogreeks praten we je bij over alles omtrent het verdwijnen van cookies zoals we die vandaag de dag kennen. In eerdere blogs hebben we de meest gebruikte begrippen voor je uitgelegd, we hebben verteld waarom dit gebeurt en welke impact het op adverteerders heeft. Ook hebben wel diverse oplossingen besproken zoals tracking prevention tooling en first party gathering. In dit blog gaan we dieper in op een andere technische oplossing: server-side tagging. Wat is het, hoe werkt het en wat is bijvoorbeeld het verschil met client-side tagging?

Client-side tagging is de meest gebruikelijke manier om gegevens van websites te verzenden. Als je in dit opzicht naar een client verwijst, is de client hetzelfde als de browser van de websitebezoeker.

Wanneer de website wordt bezocht zorgt het tag management system er (meestal) voor dat alle juiste tags worden gemaakt en verrijkt. Bij client-side tagging heeft de browser van de website-bezoeker een sleutelrol als het gaat om de vraag naar welke externe (first & third party) platformen data wordt verstuurd. Vanwege trackingpreventie worden third party cookies geblokkeerd en wordt de levensduur van first party cookies verkort tot één dag. Dit resulteert in een gebrek aan attributie en een gebrek aan middelen om specifieke doelgroepen te targeten of te retargeten. Dit komt doordat de browser die de klant gebruikt in de huidige situatie een cruciale positie inneemt en bepaalde datastromen blokkeert.

Wat is server-side tagging?

Bij server-side tagging wordt de omgeving van de adverteerder uitgebreid door het creëren van een cloudbased server constructie. Als de website wordt bezocht dan wordt alle data eerst doorgestuurd naar de server. Omdat dit binnen het eigen domein van de websitehouder ligt (first party), wordt dit niet geblokkeerd door de browsers. Vervolgens pusht de server data door naar externe platforms.

Verschil client-side tagging en server-side tagging
Het grote verschil tussen deze oplossingen is het zicht van browsers op waar de data naartoe gestuurd wordt en hun invloed op het blokkeren van cookies. Omdat we weten dat client-side tagging uiteindelijk zijn waarde volledig zal verliezen is server-side tagging interessant geworden omdat dit een robuuste totaaloplossing biedt.

Een cloud-based server binnen het domein van een adverteerder
Server-side tagging biedt een infrastructuur waarbij een cloud-based server zich binnen het domein van een adverteerder lijkt te bevinden. Daarom is het niet nodig om de hardware-infrastructuur aan te passen. Deze situatie biedt duidelijke voordelen met betrekking tot de cookieless era.

  1. Bij server-side tagging wordt de data eerst naar de cloud-based server gestuurd.
  2. Aangezien het hier om data van een bezoeker gaat die rechtstreeks naar de server van een adverteerder worden gestuurd, wordt dit gezien als first party data.
  3. De browsers van de bezoekers zullen de interactie tussen de website van de adverteerder en de cloud-based server van de adverteerder niet verstoren.
  4. De server pusht de gegevens vervolgens verder naar de externe platforms.
  5. Daarna kunnen deze gegevens worden gebruikt door een marketing automation-platform, analytics providers, personalisatietool of een ander type uitvoeringssysteem.

Cloud-based server als proxy

Het doel van deze opzet is om een ​​endpoint te creëren in een serveromgeving waarvan een adverteerder eigenaar is. De cloud-based server fungeert als een proxy (tussenpersoon) tussen datapunten die door browsers en apparaten worden verzonden en de externe platforms.

Aangezien servers in het primaire (sub)domein van een adverteerder niet worden gehinderd door trackingpreventie vanuit browsers, blijft het mogelijk om first and third party data uit te wisselen met externe platforms. De server-side tagging oplossing maakt de distributie van cookies vanuit de eigen omgeving mogelijk.

Bijkomend voordeel voor een adverteerder is de mogelijkheid om de levensduur van cookies tot 180 dagen te verlengen. Hierdoor behoudt een adverteerder de mogelijkheid om gegevens te verzamelen en inzichten af ​​te leiden met betrekking tot rapportage, attributie, segmentatie, targeting, A/B-testen enzovoort.

Voordelen server-side tagging

  1. Minder kwetsbaar voor bijvoorbeeld een onderbroken verbinding of adblocker

Client-side tagging is kwetsbaar voor data-uitdagingen vanwege problemen aan browserzijde, zoals een onderbroken verbinding of een overactieve adblocker. Er is een onbeperkt aantal scenario’s die ertoe kunnen leiden dat er iets kan gebeuren dat de datatransmissie beïnvloedt. Server-side tagging is over het algemeen betrouwbaarder. Dit omdat de reikwijdte van datamanagement aanzienlijk wordt beperkt en de organisatie meer controle kan uitoefenen op de transmissie van data. Server-side tagging is minder kwetsbaar voor uitdagingen zoals een onderbroken verbinding of adblocker.

  1. Herschrijven third party cookie naar first party cookie

Doordat de server-side container op het domein van de adverteerder zelf staat, is de adverteerder in staat third party cookies te herschrijven naar first party cookies. Op deze manier worden deze cookies niet geblokkeerd en zijn ze in staat om de relevante data door te sturen. Het biedt een adverteerder volledige controle over alle aspecten van dataverzameling, -verspreiding en –verwerking. Het stelt adverteerders en marketeers in staat om een volledig functionerende analytics stack te behouden, zonder het toevoegen van third party code aan de browser of het device van de gebruiker wat ook de laadsnelheid van de website negatief beïnvloedt.

  1. Geen problemen met betrekking tot sampling data

Bovendien lost het problemen op met betrekking tot sampling data in analytics en zijn er betere mogelijkheden om spam en bot traffic te onderscheiden. Het geeft je volledige controle over datavalidatie, beveiliging en privacy. Maar: with power comes great responsibility. Server-side tagging maakt adverteerders verantwoordelijk voor het beschermen van privacy(gegevens) van bezoekers én eventueel misbruik van persoonlijk identificeerbare informatie (PII). Lees meer over PII in ons blog.

Voor- en nadelen

Server-side tagging is een lange-termijn oplossing met grote implicaties als het aankomt op datagerelateerde details. Implementatie van server-side tagging heeft een aantal voor- en nadelen.

Nadelen:

– Uitgebreide implementatie (naar schatting tussen de 40 en 100 uur) die vraagt om een gedetailleerd implementatieplan en nauwe samenwerking tussen adverteerder en agency.

– Maandelijkse vaste kosten, afhankelijk van de gekozen server. Daarnaast zijn er bijkomende variabele kosten afhankelijk van het aantal hits.

– Zeer technische en uitgebreide impact die diepgaande vaardigheden en kennis vereist om deze oplossing correct te beheren. Dit resulteert in grotere afhankelijkheid van skilled analytische werknemers en/of een digital marketing agency.

Voordelen:

– Het is een sterke langetermijn-oplossing. Wanneer correct geïmplementeerd en onderhouden, biedt het adverteerders een enorme hoeveelheid first party data.

–  Het geeft de adverteerder volledige controle over alle aspecten van (first party) dataverzameling, datavalidatie, dataverwerking, privacy, beveiliging en distributie.

–  De data die is verzameld kan worden blijven ingezet voor marketingdoeleinden zoals e-mail- & remarketing.

Tot zover de bak informatie met betrekking tot server-side tagging. Een onderwerp dat logischerwijs aardig wat vragen kan oproepen. Mocht je die hebben, reageer dan hieronder op de blog of stel je vraag in een van onze online vragenuurtjes omtrent de cookieless era.

Wat is er nog meer mogelijk naast Server side tagging?
In deze blogreeks nemen we je mee in de wereld van de cookieless era. Hier vind je links naar alle eerdere blogs op Marketingfacts.

Dit artikel verscheen eerder op

NMD21: Thomas Barta – Hoe wint de Marketeer?

Op 9 september spreekt Thomas Barta als keynote op de Nima Marketing Day over marketingleiderschap. In deze serie bespreken we verschillende onderwerpen van zijn masterclass. Aflevering 1 gaat over de winst die marketeer kan boeken.

Waar kan je als marketeer de winst boeken? In een onderzoek onder meer dan duizend mensen uit tachtig landen komt Thomas Barta tot de volgende conclusies. Hij pleit vooral voor veranderingsmanagent. De beste marketeers weten hoe ze marketing moeten uitvoeren, maar weten vooral ook hoe ze een idee moeten uitwerken. Ook het merk speelt een grote rol in wat werkt. Technische marketing skills en persoonlijkheid maken weinig tot geen verschil. Het minst belangrijke is of je een man of een vrouw bent. In het falen van marketing is er totale gelijkheid.

Benieuwd geworden naar Thomas Barta? Hij is te zien op de Nima Marketing Day! Klik hier voor tickets. De video van de Masterclass is hier te zien.

Dit artikel verscheen eerder op MarketingTribune

Diversiteit maakt reclame effectiever

Onderzoek: ‘Deze advertenties verenigen ons allemaal. En wat goed is voor de samenleving, is ook goed voor het bedrijfsleven’

Britse onderzoekers hebben in een omvangrijk onderzoek gemeten wat het effect is van inclusiviteit in commercials voor merken op de korte en lange termijn. Daaruit blijkt dat niet alleen representanten van de ondervertegenwoordigde groep positiever reageerden, maar welbeschouwd iedereen dat deed. En het geeft niet alleen een goed gevoel, het gaat om betere commerciële prestaties.

Afgelopen jaar ging het er soms heftig aan toe in de gesprekken, of discussies die werden gevoerd over inclusiviteit, de representatie van ondervertegenwoordigde bevolkingsgroepen. En de discussie zal ook nog even aanhouden zo luidt de verwachting. Maar wat in een paar jaar veranderde is dat belangrijker wordt gevonden dát bedrijven ‘een kant kiezen’ in hun poging dichterbij de consument te komen: “Eerst hielden bedrijven zich afzijdig, nu kiezen merken een kant. Ze worden daartoe ook gedwongen. Bedrijven stellen zich menselijker op, dan wordt hen gevraagd de mening te geven”, stelde hoogleraar Marketing Peeter Verlegh vorig jaar al. Hij doet onderzoek naar consumentengedrag en reclame.

Credits afbeelding: youtube – commercial McCain, licentie: Alle rechten voorbehouden

Feeling Seen

De commercials in Nederlandse reclameblokken die tijdens de afgelopen EK voorbijkwamen, maar al tijdens de decemberperiode vorig jaar illustreerden al dat hij gelijk kreeg. Divers wordt langzaamaan meer mainstream. Om die reden is het prettig dat er ook onderzoek wordt verricht naar de marketingeffecten náást de ideologische of zelfs activistische koers die wordt gevaren.

Divers wordt langzaamaan meer mainstream

En zoals vaker bij marketinginnovatie zijn de Britten ons daarin voor, want deze week te lezen in vakmedia: advertenties met ondervertegenwoordigde en diverse mensen presteren niet alleen bovengemiddeld bij de rest van de bevolking, ze stimuleren volgens onderzoek ook de betrokkenheid en effectiviteit bij de vertegenwoordigde groepen. Het rapport ‘Feeling Seen’, dat is samengesteld door effectiviteitsonderzoeker System1, diversiteitsmediaspecialist DECA en commerciële omroep ITV, toont een verbetering van de prestaties aan, op zowel de lange als de korte termijn, althans in vergelijking met ‘de norm’.

Daarvoor hebben de onderzoekers gezocht naar de resultaten, met name effectiviteit, van dertig commerciële uitingen. De advertenties die in het onderzoek werden geanalyseerd, claimden een gemiddelde beoordeling van 2,8 voor het groeipotentieel van het merk op de lange termijn in de landelijk representatieve steekproefgroep. Significant hoger dan de Britse norm van 2,1. Dat gemiddelde springt nog naar 3,5 als specifiek wordt gekeken naar de groep die in de advertentie is opgenomen. De advertenties zorgden ook voor een verkooppiek op korte termijn bij de inclusiegroep, met een score van 1,33 vergeleken met 1,23 voor het algemene publiek.

De inclusiegroep ervaart ook een intensere emotionele reactie op de advertentie waarin die  vertegenwoordigd wordt dan in de landelijk representatieve steekproef, met een score van 1,77 respectievelijk 1,54. Vooral een groter ‘gevoel van geluk’ valt daarbij op.

De reclame riep veel grotere gevoelens van geluk op

Zo voelde 47 procent van de deelnemers aan het onderzoek zich gelukkig bij het kijken naar de advertentie ‘New Boyfriend’ van het chocolademerk Maltesers uit 2017, een ironische advertentie waarin een gehandicapte vrouw met haar vrienden lacht over hoe haar ‘spasmen’ haar nieuwe relatie in de weg stonden. Bij mensen met een handicap liep dat cijfer op tot 58 procent.

Positieve emotionele reacties waren vooral opmerkelijk wanneer advertenties gewone mensen illustreerden die hun gewone leven leiden, zoals te zien was in de campagne ‘We Are Family’ van friet- en snackfabrikant McCain. Met gezinnen in veel verschillende groepen en samenstellingen scoorde de advertentie een ‘hoge’ sterbeoordeling van 4 in de controlegroep en die sprong nog eens naar een bijna maximum 4,8 onder Brits-Aziatische kijkers. “Je gezien voelen voelt goed”, zegt System1-CMO Jon Evans.

Ondervertegenwoordigde groepen

Evans merkt ook op dat de bijzondere intensiteit, waarmee groepen reageerden op advertenties, zichtbaar stijgt in álle groepen: “Verschillende advertenties verenigen ons eigenlijk allemaal. En wat goed is voor de samenleving, is ook goed voor het bedrijfsleven.” 

De dertig advertenties die in het onderzoek zijn geanalyseerd, hadden betrekking op een heel palet aan ondervertegenwoordigde groepen, waaronder Black British, British Asian, gehandicapten, ouderen, LGBTQ+ en vrouwen. System1 testte de advertenties in steekproeven van de vertegenwoordigde groep, en in een controlesteekproef getrokken uit de Britse bevolking als geheel, bij elkaar ruim 10.000 consumenten. DECA heeft weer focusgroepen samengesteld uit diverse bevolkingsgroepen om over  de advertenties en advertenties in het algemeen te praten

Britse commercials die er echt bovenuit staken waren die van Tesco’s ‘Love Stories: ‘Not Quite’ Aunty’s Sumac Chicken’Ikea’s ‘Hooray! For the Wonderful Everyday’ en Boots’ Let’s Feel Good About Summer’.

Kate Waters, directeur klantstrategie en planning bij ITV concludeert dat het onderzoek vooral bewijst dat wat we altijd hebben geweten waar is: “We hebben het alleen niet eerder kunnen kwantificeren. Jezelf op het scherm zien als je in een typisch ondervertegenwoordigde groep zit, maakt dat je je goed voelt. Dat vertaalt zich in een effectiviteitsdividend voor adverteerders.”

Geïnteresseerd in dit onderwerp?
Lees dan ook: Marketing the Rainbow: boycot die merken! en Marketing the Rainbow: 4 redenen om je diversiteit in de praktijk te brengen

Dit artikel is geschreven door Luuk Ros en verscheen eerder op

De afbeeldingen zijn afkomstig uit het rapport: ‘Feeling Seen’, ITV/System1/DECA

E-mailmarketing vooral zaak van retescherpe campagnes

E-mailmarketeers anno nu doen meer dan alleen e-mailmarketing

Slechts 25 procent van de respondenten besteedt zijn/haar tijd bijna volledig tot volledig aan e-mailmarketing. Onder bureaus is dit 30 procent. De meeste tijd gaat zitten in het maken van campagnes. Dit blijkt uit onderzoek van de DDMA Commissie E-mail.

De commissie noemt het opvallend dat e-mailmarketing bij adverteerders minder tijd in beslag neemt dan bij bureaus. Bij bureaus besteedt 39 procent van respondenten gemiddeld 80-100 procent van hun tijd aan e-mailmarketing (al vormt deze groep nog wel een minderheid). Het percentage respondenten met een B2C-doelgroep dat 80 procent tot 100 procent van hun tijd besteedt aan e-mailmarketing (35 procent) is groter dan bij respondenten met een B2B-doelgroep (14 procent).

Niet verrassend

Ondervraagden met een B2B-doelgroep reserveren dus meer tijd voor andere werkzaamheden. De meeste respondenten bekleden dan ook functies met uiteenlopende titels, zoals CRM-marketeer, online marketeer, base marketeer en digital marketeer. E-mailmarketing kan in veel gevallen dus niet meer als losstaand vak worden gezien, concludeert de commissie.

B2B’ers reserveren meer tijd voor andere werkzaamheden

Van alle respondenten aan adverteerderszijde werkt 82 procent met een base van meer dan 50.000 ontvangers. Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat hoe groter de base waar respondenten mee werken is, des te meer personen er betrokken zijn bij e-mailmarketing. Zo werken alle respondenten die met meer dan acht personen samenwerken met een base van 50.000 of meer ontvangers. Bij respondenten die e-mailmarketingactiviteiten uitvoeren met teams van een tot vier personen en vijf tot acht personen is dit respectievelijk 68 procent en 79 procent.

De DDMA Commissie E-mail noemt het niet verrassend is dat bases van adverteerders met een B2B-doelgroep vaak kleiner zijn dan die van adverteerders met een B2C-doelgroep. Zo geeft slechts 20 procent van de respondenten met een B2B-doelgroep aan te werken met een base van 250.000 of meer ontvangers. Bij respondenten met een B2C-doelgroep is dit 54 procent. In lijn hiermee ligt dat respondenten die zich richten op B2C-doelgroep vaak werken met grotere e-mailmarketingteams. 34 procent van de respondenten uit deze groep werkt samen met acht of meer personen. Bij respondenten met een B2C-doelgroep is dit 30 procent.

Eenling

Ondervraagden die zich richten op zowel B2B- als B2C-doelgroepen zijn vaak de enige betrokkene bij e-mailmarketing binnen hun organisatie. Bij het grootste gedeelte van deze groep (38 procent) houdt slechts één persoon zich bezig met e-mailmarketing.

Samen met conversies is het confirmed open rate (COR) de belangrijkste KPI onder de ondervraagde e-mailmarketeers. 62 procent van de respondenten geeft dat aan. Op de voet volgen het click-through rate (CTR) met 55 procent en click-to-open rate (CTO) met 53 procent. Deze 4 KPI’s staan zowel bij adverteerders als bureaus bovenaan aan de rangorde. Onder e-mail service providers is de top-4 net iets anders.

De klassieke KPI’s blijven het belangrijkst

Daar staan het COR, CTR, de conversies en de customer lifetime value allen op een gedeelde eerste plek met 50 procent. Bijna 60 procent van alle respondenten geeft aan benchmarks te gebruiken < om succes op basis van deze KPI’s te bepalen.

Primaire werkzaamheden

De ondervraagde e-mailmarketeers besteden het grootste gedeelte van hun tijd aan het bedenken van campagnes (86 procent procent), de analyse van resultaten (85 procent) en doelgroepselecties (72 procent). Onder bureaus geeft zelfs 95 procent van de respondenten aan zich bezig te houden met het bedenken van campagnes. Dit ligt sterk in lijn met de vaardigheden die als belangrijkst worden geacht. Zo staat analytisch vermogen met stip op nummer één als de belangrijkste vaardigheid voor e-mailmarketing. 75 procent van de ondervraagden geeft dat aan. Zeker in grotere e-mailmarketingteams (meer dan acht personen) wordt deze vaardigheid op prijs gesteld: 88 procent van de respondenten uit deze groep zegt dit belangrijk te vinden.

Andere vaardigheden die belangrijk zijn – weliswaar in mindere mate – zijn resultaatgerichtheid (47 procent) en innovatief vermogen (33 procent). Deze laatste is vooral onder respondenten die bij ESP’s werken van belang.

Minder tijd wordt besteed copywriting, design en development 

Werkzaamheden waar aanzienlijk minder tijd voor wordt vrijgemaakt zijn copywriting (50 procent), design (48 procent) en development (35 procent). Opvallend is dat respondenten binnen B2C-organisaties zich meer richten op techniek, bijvoorbeeld de technische inrichting van campagnes (81 procent). Bij B2B-organisaties scoort deze werkzaamheid met 57 procent aanzienlijk lager. Puur kijkend naar de ‘harde’ vaardigheden wordt kennis van ESP’s (75 procent), van KPI-koppelingen/integraties (70 procent) en HTML/CSS (69 procent) als belangrijkst beschouwd onder e-mailmarketeers.

Photoshop 

Kleinere e-mailmarketingteams (een tot vier personen) vinden kennis van Photoshop aanzienlijk belangrijker (42 procent) dan grote marketingteams (8+ personen). Slechts 7 procent van de respondenten uit grote marketingteams vindt kennis van Photoshop een van de belangrijkste ‘harde’ vaardigheden. Het zou kunnen dat kleinere teams deze werkzaamheden vaker in-house uitvoeren dan grotere teams en daardoor deze vaardigheid belangrijker vinden.

Dit artikel verscheen eerder op

Jonge klant wenst webshop met idealen

Onderzoek wijst uit dat klanten verwachten dat webwinkels stelling nemen in het maatschappelijk debat

Vraag consumenten eens om een voorbeeld te noemen van een webwinkel die zich nogal roert als het gaat om maatschappelijke betrokkenheid. De lage percentages in recent onderzoek wijzen uit dat er nu geen webwinkels zijn die hierop uitblinken. Er is veel spreiding in de webwinkels die worden gekozen en er is een grote groep consumenten die helemaal geen voorbeeld kan noemen. Dit illustreert dat er voor online winkels nog veel kansen liggen om hier nadrukkelijker op in te zetten.

Marketingfacts is een bloggers- en geen nieuwssite, maar we bezweren toch wel wekelijks alle PR-bureaus om wél persberichten te sturen (en daarna niet te blijven vragen ‘of we er iets mee doen’), want heel soms doen we er dus wel wat mee. Gewoon omdat het interessant is en zeker als het een onderzoek betreft. En dit is een leuke: “Nieuwe generatie consumenten rekent webwinkels af op maatschappelijke betrokkenheid”. Daar is een hoop mening over, maar niet zoveel Nederlands onderzoek naar verricht dat echt deugt.

“Webwinkels worden geacht een duurzaam beleid te voeren”

Consumenten zeggen steeds meer van webwinkels te verwachten op het gebied van maatschappelijke betrokkenheid. Webwinkels worden geacht een duurzaam beleid te voeren, bijvoorbeeld op het gebied van retouren (67 procent). Bijna een kwart (23 procent) van de consumenten verwacht dat webwinkels stelling nemen in het maatschappelijk debat, dit zijn relatief veel jonge mensen. Dat concluderen IVRM Reputatie en MarketResponse naar aanleiding van eigen onderzoek dus, onder duizend Nederlanders. De twee gaan nog een stapje verder (en daar wordt het glibberig natuurlijk): “In de toekomst zullen webwinkels daar ook in toenemende mate voor verantwoordelijk worden gehouden”.

Stem in maatschappelijk debat

Vooraf wel de disclaimer: vraag een Nederlander, of überhaupt een mens, wat hij of zij belangrijk vindt en je krijgt antwoorden. Vraag of iemand daar ook consequenties aan verbindt in de vorm van gedrag en je moet maar afwachten wat er gebeurt. In die zin kun je mensen beter bestuderen, dan ondervragen. Zie vleesconsumptiefashion en vliegreizen. En vooral jongeren zijn een stuk idealistischer in onderzoek dan ze zijn zodra de euro’s een beetje tegen de plinten beginnen te klotsen. Maar goed: dat maakt zo’n onderzoek natuurlijk niet minder interessant.

Het belang van duurzaamheid, bijvoorbeeld op het vlak van het retourbeleid van webwinkels, wordt in het onderzoek breed erkend. Van de ondervraagde consumenten vindt 67 procent dat webwinkels moeten zorgen voor een zo duurzaam mogelijk retourbeleid. Ook vinden veel consumenten (61 procent) dat webwinkels openheid moeten geven over of de producten die ze verkopen duurzaam geproduceerd zijn.

Bedrijven kunnen volgens IVRM en Marketresponse nog een stap verder gaan, door bijvoorbeeld een stem te nemen in maatschappelijke discussies (bv. rond schuldenproblematiek, kinderarbeid en verspilling). Bijna een kwart (23%) verwacht een dergelijke bijdrage van webwinkels. Berlinda Harkink, directeur reputatie & strategie bij IVRM Reputatie: “Dit lijkt een kleine groep, maar die bestaat uit significant meer jonge consumenten. Hieruit kan je afleiden dat maatschappelijke thema’s een factor van betekenis gaan worden voor de reputatie van webwinkels in de toekomst.”

Webwinkels die door respondenten worden herkend om hun maatschappelijke betrokkenheid:

  1.    Bol.com (12%)
  2.    Ikea (5%)
  3.    ANWB (4%)
  4.    Coolblue (3%)
  5.    Zalando (3%)

Fred Roodbeen, principal consultant bij MarketResponse: “We hebben consumenten gevraagd om een voorbeeld te noemen van een webwinkel als het gaat om maatschappelijke betrokkenheid. De lage percentages geven aan dat er nu geen webwinkels zijn die hierop uitblinken. Er is veel spreiding in de webwinkels die gekozen worden en er is een grote groep consumenten die geen voorbeeld kan noemen. Dit geeft aan dat er voor online winkels nog veel kansen liggen om hier nadrukkelijker op in te zetten.”

Reputatierisico

Volgens Harkink is de voorspellende waarde van de uitkomsten van dit onderzoek groot. “Neem de discussies die momenteel spelen rond grote webshops als Amazon -dat kritiek krijgt op zijn werkgeverschap en verspilling- of bedrijven die kredieten promoten onder kwetsbare consumenten. Dergelijk gedrag wordt steeds minder geaccepteerd.”

“Tijdens de coronapandemie blijkt dit eens te meer. Maar liefst 33 procent van de Nederlanders vindt dat webwinkels een deel van hun winst moeten afstaan aan fysieke winkels die getroffen zijn door de coronacrisis. Wederkerigheid – goed zorgen voor je medewerkers, klanten en andere belanghebbenden en iets terugdoen voor de samenleving – is een factor die wint aan betekenis voor het consumentenvertrouwen in bedrijven.”

Dit artikel is geschreven door Luuk Ros en verscheen eerder op

Fotoreportage vernissage NIMA Marketingfacts Jaarboek 2021-2022

Oktay ontvangt eerste exemplaar van Martin, met een speciale boodschap van Kirsten

Gisteravond ontving Oktay Ertana het állereerste NIMA Marketingfacts Jaarboek ’21-’22 uit handen van Martin Huisman, oud-directeur en erelid van NIMA. Daar hoorde een bloggersborrel bij en een diner met de auteurs, maar bovenal een hoop lol en enige verwondering. Want welbeschouwd is het Jaarboek – sedert 2005 – een onmogelijke prestatie van en door marketing-Nederland. Elf hoofdstukken, vier ‘hot topics’ in het enige dodebomenprintje dat de redactie van Marketingfacts in een jaar aflevert, vormen intussen een soort marketingbijbel die z’n weerga niet kent. Daar moest op gedronken worden.

Beide hoofdrolspelers van het ‘officiële moment’ hadden trouwens vooraf geen idee wat hen te wachten stond, maar omdat Kirsten Andres, directeur van hét Nederlands Instituut voor Marketing, een gelukkig moment beleefde op de diploma-uitreiking van haar zoon, werd kersvers erelid van NIMA én Register Marketeer Huisman als stand in gevraagd dat eerste exemplaar te overhandigen aan de jongste aanwezige. En dat was Oktay Ertana, blogger op Marketingfacts en eigenaar van Nichefluence. Vijfentwintig zomers jong, maar bovenal een aanstormend marketingprominent.

Een eerste exemplaar mét een persoonlijke boodschap van Kirsten overigens, want waar de jeugd is, is de toekomst. Ook in het marketingvak. Woorden van dank van de redactie aan de schrijvers schoten tekort voor alle auteurs die een hoofdstuk voor hun rekening hadden genomen. Wat restte waren goede verhalen in vervolg op een sneltest. En die ondergaande zon boven het IJ. Je hoeft niet eens van 020 te houden om dat als magisch moment aan te merken en dat was ook precies wat het moment nodig had. Een beetje magie.javascript:void(0)

“Waarom anno 2021 nog een papieren naslagwerk? We leven in digitale tijden! Da’s waar, zeker waar. Maar juist in de snelheid van ons vak, is deze kloeke pil van bijna 400 bladzijden extra van waarde. Normaal heeft redactie van Marketingfacts de handen vol aan het vakblog. Geniet nou maar van één drukwerkje per jaar. Ik daag je uit om deze verhalen echt te gaan lezen. Niet dit boek een plekje in je kast te geven. Hopelijk maak je aantekeningen in jouw jaarboek. Hopelijk pak je het er af en toe nog bij. Dat het leeft en geen stof vergaart.’ Willem Albert Bol in het voorwoord.

Hier kun je ‘m bestellen. De best bestede drie tientjes voor je eigen permanente marketingeducatie. Beloofd. 

Dit artikel is geschreven door door Luuk Ros en verscheen eerder op

Vier op de vijf consumenten voelen zich comfortabel bij terugkeer naar fysieke winkel

Nu de wereld langzamerhand uit de coronapandemie komt, geeft 80 procent van de consumenten aan zich weer comfortabel te voelen om een fysieke winkel te bezoeken. Het vertrouwen stijgt, want in 2020 gold dit nog voor ruim 70 procent van de consumenten.

Deze resultaten uit het nieuwe onderzoek van Mood Media, Shopper Sentiments: A June 2021 Global Mood Survey, bevestigen dat consumenten in groten getale terugkeren naar fysieke winkels. Drie op de vijf (60 procent) van de ondervraagde consumenten verwachten dat hun winkelgewoonten vóór of rond het einde van dit jaar weer hetzelfde zijn als vóór de pandemie. Een vijfde (21 procent) van de respondenten geeft aan dat hun winkelgedrag nu al weer op dat niveau zit.

Consumenten geven aan niet meer geld te besteden in vergelijking met hun uitgaven vóór de pandemie. Toch laten de consumentenbestedingen wereldwijd wel een stijgende trend zien. Consumenten merken hun enthousiasme ook in hun portemonnee. Het percentage respondenten dat een stijging van hun uitgaven meldt ten opzichte van de periode vóór de pandemie, is gestegen van 23 procent in september 2020 tot 29 procent in juni 2021.

Mood Media liet de afgelopen weken onderzoeken hoe consumenten hun fysieke winkelgedrag en -gewoontes aanpassen nu de coronamaatregelen over de hele wereld lijken te versoepelen. Voor het nieuwe onderzoek – een vervolg op Shopper Sentiments: A September 2020 Global Mood Survey van afgelopen najaar – namen meer dan 8.000 respondenten in vier belangrijke markten (Verenigd-Koninkrijk, Frankrijk, Verenigde Staten en China) deel aan een uitgebreide online enquête van marktonderzoeksbureau Censuswide.

‘Consumenten staan te popelen om winkels weer binnen te gaan en het winkelplezier te ervaren’

‘We ervaren een gezonde drukte nu winkels over de hele wereld heropenen in een ‘nieuw normaal’. Consumenten staan te popelen om winkels weer binnen te gaan en het winkelplezier te ervaren’, zegt Scott Moore, Global Chief Marketing Officer (CMO) bij Mood Media. ‘De pandemie zette winkels onder druk om sneller te innoveren. Dit leidt tot een versnelde ‘fygitale’ evolutie die de fysieke en digitale winkelervaring samenvoegt. Het onderzoek belicht belangrijke fygitale trends die bepalend zullen zijn voor retailers en de customer experience.’

Aanraken en passen het meest gemist
Consumenten geven enkele essentiële redenen om terug te keren naar de fysieke winkel. Tijdens de lockdown konden ze geen gebruik maken van de specifieke voordelen van fysiek winkelen, aspecten die het online winkelen niet kan bieden. Zo geeft bijna de helft (45 procent) van de shoppers wereldwijd aan het ter plekke ‘aanraken en passen’ van items het meest te hebben gemist toen de winkels dicht waren. Een andere doorslaggevende reden is de leuke en sociale ervaring van fysiek winkelen, dat door 35 procent van de ondervraagde consumenten het meest werd gemist. Verder noemen veel respondenten ook de mogelijkheid om de aankoop meteen mee te nemen naar huis (35 procent).

Het onderzoek toont echter ook aan dat consumenten positief staan tegenover de combinatie van fysiek en online winkelen. Een derde (33 procent) geeft aan Click and Collect en BOPIS-diensten (Buy Online, Pickup In-Store) ondanks de versoepelingen te blijven gebruiken.

Dit artikel verscheen eerder op MarketingTribune