The Cookieless Era (6): Server side tagging

Een sterke langetermijn-oplossing, mits correct geïmplementeerd en onderhouden

In deze cookieless era blogreeks praten we je bij over alles omtrent het verdwijnen van cookies zoals we die vandaag de dag kennen. In eerdere blogs hebben we de meest gebruikte begrippen voor je uitgelegd, we hebben verteld waarom dit gebeurt en welke impact het op adverteerders heeft. Ook hebben wel diverse oplossingen besproken zoals tracking prevention tooling en first party gathering. In dit blog gaan we dieper in op een andere technische oplossing: server-side tagging. Wat is het, hoe werkt het en wat is bijvoorbeeld het verschil met client-side tagging?

Client-side tagging is de meest gebruikelijke manier om gegevens van websites te verzenden. Als je in dit opzicht naar een client verwijst, is de client hetzelfde als de browser van de websitebezoeker.

Wanneer de website wordt bezocht zorgt het tag management system er (meestal) voor dat alle juiste tags worden gemaakt en verrijkt. Bij client-side tagging heeft de browser van de website-bezoeker een sleutelrol als het gaat om de vraag naar welke externe (first & third party) platformen data wordt verstuurd. Vanwege trackingpreventie worden third party cookies geblokkeerd en wordt de levensduur van first party cookies verkort tot één dag. Dit resulteert in een gebrek aan attributie en een gebrek aan middelen om specifieke doelgroepen te targeten of te retargeten. Dit komt doordat de browser die de klant gebruikt in de huidige situatie een cruciale positie inneemt en bepaalde datastromen blokkeert.

Wat is server-side tagging?

Bij server-side tagging wordt de omgeving van de adverteerder uitgebreid door het creëren van een cloudbased server constructie. Als de website wordt bezocht dan wordt alle data eerst doorgestuurd naar de server. Omdat dit binnen het eigen domein van de websitehouder ligt (first party), wordt dit niet geblokkeerd door de browsers. Vervolgens pusht de server data door naar externe platforms.

Verschil client-side tagging en server-side tagging
Het grote verschil tussen deze oplossingen is het zicht van browsers op waar de data naartoe gestuurd wordt en hun invloed op het blokkeren van cookies. Omdat we weten dat client-side tagging uiteindelijk zijn waarde volledig zal verliezen is server-side tagging interessant geworden omdat dit een robuuste totaaloplossing biedt.

Een cloud-based server binnen het domein van een adverteerder
Server-side tagging biedt een infrastructuur waarbij een cloud-based server zich binnen het domein van een adverteerder lijkt te bevinden. Daarom is het niet nodig om de hardware-infrastructuur aan te passen. Deze situatie biedt duidelijke voordelen met betrekking tot de cookieless era.

  1. Bij server-side tagging wordt de data eerst naar de cloud-based server gestuurd.
  2. Aangezien het hier om data van een bezoeker gaat die rechtstreeks naar de server van een adverteerder worden gestuurd, wordt dit gezien als first party data.
  3. De browsers van de bezoekers zullen de interactie tussen de website van de adverteerder en de cloud-based server van de adverteerder niet verstoren.
  4. De server pusht de gegevens vervolgens verder naar de externe platforms.
  5. Daarna kunnen deze gegevens worden gebruikt door een marketing automation-platform, analytics providers, personalisatietool of een ander type uitvoeringssysteem.

Cloud-based server als proxy

Het doel van deze opzet is om een ​​endpoint te creëren in een serveromgeving waarvan een adverteerder eigenaar is. De cloud-based server fungeert als een proxy (tussenpersoon) tussen datapunten die door browsers en apparaten worden verzonden en de externe platforms.

Aangezien servers in het primaire (sub)domein van een adverteerder niet worden gehinderd door trackingpreventie vanuit browsers, blijft het mogelijk om first and third party data uit te wisselen met externe platforms. De server-side tagging oplossing maakt de distributie van cookies vanuit de eigen omgeving mogelijk.

Bijkomend voordeel voor een adverteerder is de mogelijkheid om de levensduur van cookies tot 180 dagen te verlengen. Hierdoor behoudt een adverteerder de mogelijkheid om gegevens te verzamelen en inzichten af ​​te leiden met betrekking tot rapportage, attributie, segmentatie, targeting, A/B-testen enzovoort.

Voordelen server-side tagging

  1. Minder kwetsbaar voor bijvoorbeeld een onderbroken verbinding of adblocker

Client-side tagging is kwetsbaar voor data-uitdagingen vanwege problemen aan browserzijde, zoals een onderbroken verbinding of een overactieve adblocker. Er is een onbeperkt aantal scenario’s die ertoe kunnen leiden dat er iets kan gebeuren dat de datatransmissie beïnvloedt. Server-side tagging is over het algemeen betrouwbaarder. Dit omdat de reikwijdte van datamanagement aanzienlijk wordt beperkt en de organisatie meer controle kan uitoefenen op de transmissie van data. Server-side tagging is minder kwetsbaar voor uitdagingen zoals een onderbroken verbinding of adblocker.

  1. Herschrijven third party cookie naar first party cookie

Doordat de server-side container op het domein van de adverteerder zelf staat, is de adverteerder in staat third party cookies te herschrijven naar first party cookies. Op deze manier worden deze cookies niet geblokkeerd en zijn ze in staat om de relevante data door te sturen. Het biedt een adverteerder volledige controle over alle aspecten van dataverzameling, -verspreiding en –verwerking. Het stelt adverteerders en marketeers in staat om een volledig functionerende analytics stack te behouden, zonder het toevoegen van third party code aan de browser of het device van de gebruiker wat ook de laadsnelheid van de website negatief beïnvloedt.

  1. Geen problemen met betrekking tot sampling data

Bovendien lost het problemen op met betrekking tot sampling data in analytics en zijn er betere mogelijkheden om spam en bot traffic te onderscheiden. Het geeft je volledige controle over datavalidatie, beveiliging en privacy. Maar: with power comes great responsibility. Server-side tagging maakt adverteerders verantwoordelijk voor het beschermen van privacy(gegevens) van bezoekers én eventueel misbruik van persoonlijk identificeerbare informatie (PII). Lees meer over PII in ons blog.

Voor- en nadelen

Server-side tagging is een lange-termijn oplossing met grote implicaties als het aankomt op datagerelateerde details. Implementatie van server-side tagging heeft een aantal voor- en nadelen.

Nadelen:

– Uitgebreide implementatie (naar schatting tussen de 40 en 100 uur) die vraagt om een gedetailleerd implementatieplan en nauwe samenwerking tussen adverteerder en agency.

– Maandelijkse vaste kosten, afhankelijk van de gekozen server. Daarnaast zijn er bijkomende variabele kosten afhankelijk van het aantal hits.

– Zeer technische en uitgebreide impact die diepgaande vaardigheden en kennis vereist om deze oplossing correct te beheren. Dit resulteert in grotere afhankelijkheid van skilled analytische werknemers en/of een digital marketing agency.

Voordelen:

– Het is een sterke langetermijn-oplossing. Wanneer correct geïmplementeerd en onderhouden, biedt het adverteerders een enorme hoeveelheid first party data.

–  Het geeft de adverteerder volledige controle over alle aspecten van (first party) dataverzameling, datavalidatie, dataverwerking, privacy, beveiliging en distributie.

–  De data die is verzameld kan worden blijven ingezet voor marketingdoeleinden zoals e-mail- & remarketing.

Tot zover de bak informatie met betrekking tot server-side tagging. Een onderwerp dat logischerwijs aardig wat vragen kan oproepen. Mocht je die hebben, reageer dan hieronder op de blog of stel je vraag in een van onze online vragenuurtjes omtrent de cookieless era.

Wat is er nog meer mogelijk naast Server side tagging?
In deze blogreeks nemen we je mee in de wereld van de cookieless era. Hier vind je links naar alle eerdere blogs op Marketingfacts.

Dit artikel verscheen eerder op

NMD21: Thomas Barta – Hoe wint de Marketeer?

Op 9 september spreekt Thomas Barta als keynote op de Nima Marketing Day over marketingleiderschap. In deze serie bespreken we verschillende onderwerpen van zijn masterclass. Aflevering 1 gaat over de winst die marketeer kan boeken.

Waar kan je als marketeer de winst boeken? In een onderzoek onder meer dan duizend mensen uit tachtig landen komt Thomas Barta tot de volgende conclusies. Hij pleit vooral voor veranderingsmanagent. De beste marketeers weten hoe ze marketing moeten uitvoeren, maar weten vooral ook hoe ze een idee moeten uitwerken. Ook het merk speelt een grote rol in wat werkt. Technische marketing skills en persoonlijkheid maken weinig tot geen verschil. Het minst belangrijke is of je een man of een vrouw bent. In het falen van marketing is er totale gelijkheid.

Benieuwd geworden naar Thomas Barta? Hij is te zien op de Nima Marketing Day! Klik hier voor tickets. De video van de Masterclass is hier te zien.

Dit artikel verscheen eerder op MarketingTribune

Diversiteit maakt reclame effectiever

Onderzoek: ‘Deze advertenties verenigen ons allemaal. En wat goed is voor de samenleving, is ook goed voor het bedrijfsleven’

Britse onderzoekers hebben in een omvangrijk onderzoek gemeten wat het effect is van inclusiviteit in commercials voor merken op de korte en lange termijn. Daaruit blijkt dat niet alleen representanten van de ondervertegenwoordigde groep positiever reageerden, maar welbeschouwd iedereen dat deed. En het geeft niet alleen een goed gevoel, het gaat om betere commerciële prestaties.

Afgelopen jaar ging het er soms heftig aan toe in de gesprekken, of discussies die werden gevoerd over inclusiviteit, de representatie van ondervertegenwoordigde bevolkingsgroepen. En de discussie zal ook nog even aanhouden zo luidt de verwachting. Maar wat in een paar jaar veranderde is dat belangrijker wordt gevonden dát bedrijven ‘een kant kiezen’ in hun poging dichterbij de consument te komen: “Eerst hielden bedrijven zich afzijdig, nu kiezen merken een kant. Ze worden daartoe ook gedwongen. Bedrijven stellen zich menselijker op, dan wordt hen gevraagd de mening te geven”, stelde hoogleraar Marketing Peeter Verlegh vorig jaar al. Hij doet onderzoek naar consumentengedrag en reclame.

Credits afbeelding: youtube – commercial McCain, licentie: Alle rechten voorbehouden

Feeling Seen

De commercials in Nederlandse reclameblokken die tijdens de afgelopen EK voorbijkwamen, maar al tijdens de decemberperiode vorig jaar illustreerden al dat hij gelijk kreeg. Divers wordt langzaamaan meer mainstream. Om die reden is het prettig dat er ook onderzoek wordt verricht naar de marketingeffecten náást de ideologische of zelfs activistische koers die wordt gevaren.

Divers wordt langzaamaan meer mainstream

En zoals vaker bij marketinginnovatie zijn de Britten ons daarin voor, want deze week te lezen in vakmedia: advertenties met ondervertegenwoordigde en diverse mensen presteren niet alleen bovengemiddeld bij de rest van de bevolking, ze stimuleren volgens onderzoek ook de betrokkenheid en effectiviteit bij de vertegenwoordigde groepen. Het rapport ‘Feeling Seen’, dat is samengesteld door effectiviteitsonderzoeker System1, diversiteitsmediaspecialist DECA en commerciële omroep ITV, toont een verbetering van de prestaties aan, op zowel de lange als de korte termijn, althans in vergelijking met ‘de norm’.

Daarvoor hebben de onderzoekers gezocht naar de resultaten, met name effectiviteit, van dertig commerciële uitingen. De advertenties die in het onderzoek werden geanalyseerd, claimden een gemiddelde beoordeling van 2,8 voor het groeipotentieel van het merk op de lange termijn in de landelijk representatieve steekproefgroep. Significant hoger dan de Britse norm van 2,1. Dat gemiddelde springt nog naar 3,5 als specifiek wordt gekeken naar de groep die in de advertentie is opgenomen. De advertenties zorgden ook voor een verkooppiek op korte termijn bij de inclusiegroep, met een score van 1,33 vergeleken met 1,23 voor het algemene publiek.

De inclusiegroep ervaart ook een intensere emotionele reactie op de advertentie waarin die  vertegenwoordigd wordt dan in de landelijk representatieve steekproef, met een score van 1,77 respectievelijk 1,54. Vooral een groter ‘gevoel van geluk’ valt daarbij op.

De reclame riep veel grotere gevoelens van geluk op

Zo voelde 47 procent van de deelnemers aan het onderzoek zich gelukkig bij het kijken naar de advertentie ‘New Boyfriend’ van het chocolademerk Maltesers uit 2017, een ironische advertentie waarin een gehandicapte vrouw met haar vrienden lacht over hoe haar ‘spasmen’ haar nieuwe relatie in de weg stonden. Bij mensen met een handicap liep dat cijfer op tot 58 procent.

Positieve emotionele reacties waren vooral opmerkelijk wanneer advertenties gewone mensen illustreerden die hun gewone leven leiden, zoals te zien was in de campagne ‘We Are Family’ van friet- en snackfabrikant McCain. Met gezinnen in veel verschillende groepen en samenstellingen scoorde de advertentie een ‘hoge’ sterbeoordeling van 4 in de controlegroep en die sprong nog eens naar een bijna maximum 4,8 onder Brits-Aziatische kijkers. “Je gezien voelen voelt goed”, zegt System1-CMO Jon Evans.

Ondervertegenwoordigde groepen

Evans merkt ook op dat de bijzondere intensiteit, waarmee groepen reageerden op advertenties, zichtbaar stijgt in álle groepen: “Verschillende advertenties verenigen ons eigenlijk allemaal. En wat goed is voor de samenleving, is ook goed voor het bedrijfsleven.” 

De dertig advertenties die in het onderzoek zijn geanalyseerd, hadden betrekking op een heel palet aan ondervertegenwoordigde groepen, waaronder Black British, British Asian, gehandicapten, ouderen, LGBTQ+ en vrouwen. System1 testte de advertenties in steekproeven van de vertegenwoordigde groep, en in een controlesteekproef getrokken uit de Britse bevolking als geheel, bij elkaar ruim 10.000 consumenten. DECA heeft weer focusgroepen samengesteld uit diverse bevolkingsgroepen om over  de advertenties en advertenties in het algemeen te praten

Britse commercials die er echt bovenuit staken waren die van Tesco’s ‘Love Stories: ‘Not Quite’ Aunty’s Sumac Chicken’Ikea’s ‘Hooray! For the Wonderful Everyday’ en Boots’ Let’s Feel Good About Summer’.

Kate Waters, directeur klantstrategie en planning bij ITV concludeert dat het onderzoek vooral bewijst dat wat we altijd hebben geweten waar is: “We hebben het alleen niet eerder kunnen kwantificeren. Jezelf op het scherm zien als je in een typisch ondervertegenwoordigde groep zit, maakt dat je je goed voelt. Dat vertaalt zich in een effectiviteitsdividend voor adverteerders.”

Geïnteresseerd in dit onderwerp?
Lees dan ook: Marketing the Rainbow: boycot die merken! en Marketing the Rainbow: 4 redenen om je diversiteit in de praktijk te brengen

Dit artikel is geschreven door Luuk Ros en verscheen eerder op

De afbeeldingen zijn afkomstig uit het rapport: ‘Feeling Seen’, ITV/System1/DECA

E-mailmarketing vooral zaak van retescherpe campagnes

E-mailmarketeers anno nu doen meer dan alleen e-mailmarketing

Slechts 25 procent van de respondenten besteedt zijn/haar tijd bijna volledig tot volledig aan e-mailmarketing. Onder bureaus is dit 30 procent. De meeste tijd gaat zitten in het maken van campagnes. Dit blijkt uit onderzoek van de DDMA Commissie E-mail.

De commissie noemt het opvallend dat e-mailmarketing bij adverteerders minder tijd in beslag neemt dan bij bureaus. Bij bureaus besteedt 39 procent van respondenten gemiddeld 80-100 procent van hun tijd aan e-mailmarketing (al vormt deze groep nog wel een minderheid). Het percentage respondenten met een B2C-doelgroep dat 80 procent tot 100 procent van hun tijd besteedt aan e-mailmarketing (35 procent) is groter dan bij respondenten met een B2B-doelgroep (14 procent).

Niet verrassend

Ondervraagden met een B2B-doelgroep reserveren dus meer tijd voor andere werkzaamheden. De meeste respondenten bekleden dan ook functies met uiteenlopende titels, zoals CRM-marketeer, online marketeer, base marketeer en digital marketeer. E-mailmarketing kan in veel gevallen dus niet meer als losstaand vak worden gezien, concludeert de commissie.

B2B’ers reserveren meer tijd voor andere werkzaamheden

Van alle respondenten aan adverteerderszijde werkt 82 procent met een base van meer dan 50.000 ontvangers. Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat hoe groter de base waar respondenten mee werken is, des te meer personen er betrokken zijn bij e-mailmarketing. Zo werken alle respondenten die met meer dan acht personen samenwerken met een base van 50.000 of meer ontvangers. Bij respondenten die e-mailmarketingactiviteiten uitvoeren met teams van een tot vier personen en vijf tot acht personen is dit respectievelijk 68 procent en 79 procent.

De DDMA Commissie E-mail noemt het niet verrassend is dat bases van adverteerders met een B2B-doelgroep vaak kleiner zijn dan die van adverteerders met een B2C-doelgroep. Zo geeft slechts 20 procent van de respondenten met een B2B-doelgroep aan te werken met een base van 250.000 of meer ontvangers. Bij respondenten met een B2C-doelgroep is dit 54 procent. In lijn hiermee ligt dat respondenten die zich richten op B2C-doelgroep vaak werken met grotere e-mailmarketingteams. 34 procent van de respondenten uit deze groep werkt samen met acht of meer personen. Bij respondenten met een B2C-doelgroep is dit 30 procent.

Eenling

Ondervraagden die zich richten op zowel B2B- als B2C-doelgroepen zijn vaak de enige betrokkene bij e-mailmarketing binnen hun organisatie. Bij het grootste gedeelte van deze groep (38 procent) houdt slechts één persoon zich bezig met e-mailmarketing.

Samen met conversies is het confirmed open rate (COR) de belangrijkste KPI onder de ondervraagde e-mailmarketeers. 62 procent van de respondenten geeft dat aan. Op de voet volgen het click-through rate (CTR) met 55 procent en click-to-open rate (CTO) met 53 procent. Deze 4 KPI’s staan zowel bij adverteerders als bureaus bovenaan aan de rangorde. Onder e-mail service providers is de top-4 net iets anders.

De klassieke KPI’s blijven het belangrijkst

Daar staan het COR, CTR, de conversies en de customer lifetime value allen op een gedeelde eerste plek met 50 procent. Bijna 60 procent van alle respondenten geeft aan benchmarks te gebruiken < om succes op basis van deze KPI’s te bepalen.

Primaire werkzaamheden

De ondervraagde e-mailmarketeers besteden het grootste gedeelte van hun tijd aan het bedenken van campagnes (86 procent procent), de analyse van resultaten (85 procent) en doelgroepselecties (72 procent). Onder bureaus geeft zelfs 95 procent van de respondenten aan zich bezig te houden met het bedenken van campagnes. Dit ligt sterk in lijn met de vaardigheden die als belangrijkst worden geacht. Zo staat analytisch vermogen met stip op nummer één als de belangrijkste vaardigheid voor e-mailmarketing. 75 procent van de ondervraagden geeft dat aan. Zeker in grotere e-mailmarketingteams (meer dan acht personen) wordt deze vaardigheid op prijs gesteld: 88 procent van de respondenten uit deze groep zegt dit belangrijk te vinden.

Andere vaardigheden die belangrijk zijn – weliswaar in mindere mate – zijn resultaatgerichtheid (47 procent) en innovatief vermogen (33 procent). Deze laatste is vooral onder respondenten die bij ESP’s werken van belang.

Minder tijd wordt besteed copywriting, design en development 

Werkzaamheden waar aanzienlijk minder tijd voor wordt vrijgemaakt zijn copywriting (50 procent), design (48 procent) en development (35 procent). Opvallend is dat respondenten binnen B2C-organisaties zich meer richten op techniek, bijvoorbeeld de technische inrichting van campagnes (81 procent). Bij B2B-organisaties scoort deze werkzaamheid met 57 procent aanzienlijk lager. Puur kijkend naar de ‘harde’ vaardigheden wordt kennis van ESP’s (75 procent), van KPI-koppelingen/integraties (70 procent) en HTML/CSS (69 procent) als belangrijkst beschouwd onder e-mailmarketeers.

Photoshop 

Kleinere e-mailmarketingteams (een tot vier personen) vinden kennis van Photoshop aanzienlijk belangrijker (42 procent) dan grote marketingteams (8+ personen). Slechts 7 procent van de respondenten uit grote marketingteams vindt kennis van Photoshop een van de belangrijkste ‘harde’ vaardigheden. Het zou kunnen dat kleinere teams deze werkzaamheden vaker in-house uitvoeren dan grotere teams en daardoor deze vaardigheid belangrijker vinden.

Dit artikel verscheen eerder op

Jonge klant wenst webshop met idealen

Onderzoek wijst uit dat klanten verwachten dat webwinkels stelling nemen in het maatschappelijk debat

Vraag consumenten eens om een voorbeeld te noemen van een webwinkel die zich nogal roert als het gaat om maatschappelijke betrokkenheid. De lage percentages in recent onderzoek wijzen uit dat er nu geen webwinkels zijn die hierop uitblinken. Er is veel spreiding in de webwinkels die worden gekozen en er is een grote groep consumenten die helemaal geen voorbeeld kan noemen. Dit illustreert dat er voor online winkels nog veel kansen liggen om hier nadrukkelijker op in te zetten.

Marketingfacts is een bloggers- en geen nieuwssite, maar we bezweren toch wel wekelijks alle PR-bureaus om wél persberichten te sturen (en daarna niet te blijven vragen ‘of we er iets mee doen’), want heel soms doen we er dus wel wat mee. Gewoon omdat het interessant is en zeker als het een onderzoek betreft. En dit is een leuke: “Nieuwe generatie consumenten rekent webwinkels af op maatschappelijke betrokkenheid”. Daar is een hoop mening over, maar niet zoveel Nederlands onderzoek naar verricht dat echt deugt.

“Webwinkels worden geacht een duurzaam beleid te voeren”

Consumenten zeggen steeds meer van webwinkels te verwachten op het gebied van maatschappelijke betrokkenheid. Webwinkels worden geacht een duurzaam beleid te voeren, bijvoorbeeld op het gebied van retouren (67 procent). Bijna een kwart (23 procent) van de consumenten verwacht dat webwinkels stelling nemen in het maatschappelijk debat, dit zijn relatief veel jonge mensen. Dat concluderen IVRM Reputatie en MarketResponse naar aanleiding van eigen onderzoek dus, onder duizend Nederlanders. De twee gaan nog een stapje verder (en daar wordt het glibberig natuurlijk): “In de toekomst zullen webwinkels daar ook in toenemende mate voor verantwoordelijk worden gehouden”.

Stem in maatschappelijk debat

Vooraf wel de disclaimer: vraag een Nederlander, of überhaupt een mens, wat hij of zij belangrijk vindt en je krijgt antwoorden. Vraag of iemand daar ook consequenties aan verbindt in de vorm van gedrag en je moet maar afwachten wat er gebeurt. In die zin kun je mensen beter bestuderen, dan ondervragen. Zie vleesconsumptiefashion en vliegreizen. En vooral jongeren zijn een stuk idealistischer in onderzoek dan ze zijn zodra de euro’s een beetje tegen de plinten beginnen te klotsen. Maar goed: dat maakt zo’n onderzoek natuurlijk niet minder interessant.

Het belang van duurzaamheid, bijvoorbeeld op het vlak van het retourbeleid van webwinkels, wordt in het onderzoek breed erkend. Van de ondervraagde consumenten vindt 67 procent dat webwinkels moeten zorgen voor een zo duurzaam mogelijk retourbeleid. Ook vinden veel consumenten (61 procent) dat webwinkels openheid moeten geven over of de producten die ze verkopen duurzaam geproduceerd zijn.

Bedrijven kunnen volgens IVRM en Marketresponse nog een stap verder gaan, door bijvoorbeeld een stem te nemen in maatschappelijke discussies (bv. rond schuldenproblematiek, kinderarbeid en verspilling). Bijna een kwart (23%) verwacht een dergelijke bijdrage van webwinkels. Berlinda Harkink, directeur reputatie & strategie bij IVRM Reputatie: “Dit lijkt een kleine groep, maar die bestaat uit significant meer jonge consumenten. Hieruit kan je afleiden dat maatschappelijke thema’s een factor van betekenis gaan worden voor de reputatie van webwinkels in de toekomst.”

Webwinkels die door respondenten worden herkend om hun maatschappelijke betrokkenheid:

  1.    Bol.com (12%)
  2.    Ikea (5%)
  3.    ANWB (4%)
  4.    Coolblue (3%)
  5.    Zalando (3%)

Fred Roodbeen, principal consultant bij MarketResponse: “We hebben consumenten gevraagd om een voorbeeld te noemen van een webwinkel als het gaat om maatschappelijke betrokkenheid. De lage percentages geven aan dat er nu geen webwinkels zijn die hierop uitblinken. Er is veel spreiding in de webwinkels die gekozen worden en er is een grote groep consumenten die geen voorbeeld kan noemen. Dit geeft aan dat er voor online winkels nog veel kansen liggen om hier nadrukkelijker op in te zetten.”

Reputatierisico

Volgens Harkink is de voorspellende waarde van de uitkomsten van dit onderzoek groot. “Neem de discussies die momenteel spelen rond grote webshops als Amazon -dat kritiek krijgt op zijn werkgeverschap en verspilling- of bedrijven die kredieten promoten onder kwetsbare consumenten. Dergelijk gedrag wordt steeds minder geaccepteerd.”

“Tijdens de coronapandemie blijkt dit eens te meer. Maar liefst 33 procent van de Nederlanders vindt dat webwinkels een deel van hun winst moeten afstaan aan fysieke winkels die getroffen zijn door de coronacrisis. Wederkerigheid – goed zorgen voor je medewerkers, klanten en andere belanghebbenden en iets terugdoen voor de samenleving – is een factor die wint aan betekenis voor het consumentenvertrouwen in bedrijven.”

Dit artikel is geschreven door Luuk Ros en verscheen eerder op

Fotoreportage vernissage NIMA Marketingfacts Jaarboek 2021-2022

Oktay ontvangt eerste exemplaar van Martin, met een speciale boodschap van Kirsten

Gisteravond ontving Oktay Ertana het állereerste NIMA Marketingfacts Jaarboek ’21-’22 uit handen van Martin Huisman, oud-directeur en erelid van NIMA. Daar hoorde een bloggersborrel bij en een diner met de auteurs, maar bovenal een hoop lol en enige verwondering. Want welbeschouwd is het Jaarboek – sedert 2005 – een onmogelijke prestatie van en door marketing-Nederland. Elf hoofdstukken, vier ‘hot topics’ in het enige dodebomenprintje dat de redactie van Marketingfacts in een jaar aflevert, vormen intussen een soort marketingbijbel die z’n weerga niet kent. Daar moest op gedronken worden.

Beide hoofdrolspelers van het ‘officiële moment’ hadden trouwens vooraf geen idee wat hen te wachten stond, maar omdat Kirsten Andres, directeur van hét Nederlands Instituut voor Marketing, een gelukkig moment beleefde op de diploma-uitreiking van haar zoon, werd kersvers erelid van NIMA én Register Marketeer Huisman als stand in gevraagd dat eerste exemplaar te overhandigen aan de jongste aanwezige. En dat was Oktay Ertana, blogger op Marketingfacts en eigenaar van Nichefluence. Vijfentwintig zomers jong, maar bovenal een aanstormend marketingprominent.

Een eerste exemplaar mét een persoonlijke boodschap van Kirsten overigens, want waar de jeugd is, is de toekomst. Ook in het marketingvak. Woorden van dank van de redactie aan de schrijvers schoten tekort voor alle auteurs die een hoofdstuk voor hun rekening hadden genomen. Wat restte waren goede verhalen in vervolg op een sneltest. En die ondergaande zon boven het IJ. Je hoeft niet eens van 020 te houden om dat als magisch moment aan te merken en dat was ook precies wat het moment nodig had. Een beetje magie.javascript:void(0)

“Waarom anno 2021 nog een papieren naslagwerk? We leven in digitale tijden! Da’s waar, zeker waar. Maar juist in de snelheid van ons vak, is deze kloeke pil van bijna 400 bladzijden extra van waarde. Normaal heeft redactie van Marketingfacts de handen vol aan het vakblog. Geniet nou maar van één drukwerkje per jaar. Ik daag je uit om deze verhalen echt te gaan lezen. Niet dit boek een plekje in je kast te geven. Hopelijk maak je aantekeningen in jouw jaarboek. Hopelijk pak je het er af en toe nog bij. Dat het leeft en geen stof vergaart.’ Willem Albert Bol in het voorwoord.

Hier kun je ‘m bestellen. De best bestede drie tientjes voor je eigen permanente marketingeducatie. Beloofd. 

Dit artikel is geschreven door door Luuk Ros en verscheen eerder op

Vier op de vijf consumenten voelen zich comfortabel bij terugkeer naar fysieke winkel

Nu de wereld langzamerhand uit de coronapandemie komt, geeft 80 procent van de consumenten aan zich weer comfortabel te voelen om een fysieke winkel te bezoeken. Het vertrouwen stijgt, want in 2020 gold dit nog voor ruim 70 procent van de consumenten.

Deze resultaten uit het nieuwe onderzoek van Mood Media, Shopper Sentiments: A June 2021 Global Mood Survey, bevestigen dat consumenten in groten getale terugkeren naar fysieke winkels. Drie op de vijf (60 procent) van de ondervraagde consumenten verwachten dat hun winkelgewoonten vóór of rond het einde van dit jaar weer hetzelfde zijn als vóór de pandemie. Een vijfde (21 procent) van de respondenten geeft aan dat hun winkelgedrag nu al weer op dat niveau zit.

Consumenten geven aan niet meer geld te besteden in vergelijking met hun uitgaven vóór de pandemie. Toch laten de consumentenbestedingen wereldwijd wel een stijgende trend zien. Consumenten merken hun enthousiasme ook in hun portemonnee. Het percentage respondenten dat een stijging van hun uitgaven meldt ten opzichte van de periode vóór de pandemie, is gestegen van 23 procent in september 2020 tot 29 procent in juni 2021.

Mood Media liet de afgelopen weken onderzoeken hoe consumenten hun fysieke winkelgedrag en -gewoontes aanpassen nu de coronamaatregelen over de hele wereld lijken te versoepelen. Voor het nieuwe onderzoek – een vervolg op Shopper Sentiments: A September 2020 Global Mood Survey van afgelopen najaar – namen meer dan 8.000 respondenten in vier belangrijke markten (Verenigd-Koninkrijk, Frankrijk, Verenigde Staten en China) deel aan een uitgebreide online enquête van marktonderzoeksbureau Censuswide.

‘Consumenten staan te popelen om winkels weer binnen te gaan en het winkelplezier te ervaren’

‘We ervaren een gezonde drukte nu winkels over de hele wereld heropenen in een ‘nieuw normaal’. Consumenten staan te popelen om winkels weer binnen te gaan en het winkelplezier te ervaren’, zegt Scott Moore, Global Chief Marketing Officer (CMO) bij Mood Media. ‘De pandemie zette winkels onder druk om sneller te innoveren. Dit leidt tot een versnelde ‘fygitale’ evolutie die de fysieke en digitale winkelervaring samenvoegt. Het onderzoek belicht belangrijke fygitale trends die bepalend zullen zijn voor retailers en de customer experience.’

Aanraken en passen het meest gemist
Consumenten geven enkele essentiële redenen om terug te keren naar de fysieke winkel. Tijdens de lockdown konden ze geen gebruik maken van de specifieke voordelen van fysiek winkelen, aspecten die het online winkelen niet kan bieden. Zo geeft bijna de helft (45 procent) van de shoppers wereldwijd aan het ter plekke ‘aanraken en passen’ van items het meest te hebben gemist toen de winkels dicht waren. Een andere doorslaggevende reden is de leuke en sociale ervaring van fysiek winkelen, dat door 35 procent van de ondervraagde consumenten het meest werd gemist. Verder noemen veel respondenten ook de mogelijkheid om de aankoop meteen mee te nemen naar huis (35 procent).

Het onderzoek toont echter ook aan dat consumenten positief staan tegenover de combinatie van fysiek en online winkelen. Een derde (33 procent) geeft aan Click and Collect en BOPIS-diensten (Buy Online, Pickup In-Store) ondanks de versoepelingen te blijven gebruiken.

Dit artikel verscheen eerder op MarketingTribune

Opvallende en innovatieve packaging is onmisbaar voor je marketing

De manier waarop je als merk je producten verpakt, kan voor een groot deel bijdragen aan het succes. Opvallende verpakkingen kunnen een meerwaarde bieden, maar ook duurzaamheid speelt een steeds belangrijker rol als het gaat om de branding.

In 2020 is er door Nederlandse consumenten voor 26,6 miljard euro uitgegeven bij webshops. Een stijging van 7% in vergelijking met een jaar eerder. Hiermee steeg het totale aantal online verkopen met 27% naar 335 miljoen. Er zijn meer online kopers bij gekomen en het aantal bestellingen is gegroeid. Hoewel steeds meer consumenten kiezen voor online shoppen, worden zij steeds kritischer over webwinkels. Zo is er steeds meer bewustzijn rondom duurzaamheid. Zij willen transparantie als het gaat om de producten. Hoe wordt het product gemaakt, waar komt het vandaan en hoe is het verpakt en vervoerd? Webwinkels doen er slim aan om hierover na te denken, want vroeg of laat verliezen zij deze klanten uit het oog.

Trend 1: Minder omverpakkingen en meer herbruikbare verpakkingsconcepten

Verpakkingen zorgen bij veel webwinkels voor een groot gedeelte van de CO2-uitstoot. Zo zorgen de verpakkingen van Bol.com ongeveer voor 20 procent van de totale CO2- uitstoot van het bedrijf. Om de CO2-uitstoot terug te dringen kiezen webwinkels zoals Coolblue en Bol.com ervoor om producten nader onder de loep te nemen. Op basis van dit onderzoek wordt bepaald welke producten zonder doos verpakt kunnen worden. In 2019 is Bol.com al begonnen om artikelen zoals ventilatoren, strijkijzers, printers, frituurpannen, luiers en koffiezetapparaten niet meer in te pakken.
Er komen steeds meer initiatieven op de e-commercemarkt voor herbruikbare verpakkingen. Zo introduceerde schoenverkoper Omoda de Ecobox. De verzenddoos is zo ontwikkeld dat die tot 50 keer hergebruikt kan worden. Klanten die voor de duurzame verzenddoos kiezen, betalen hier statiegeld voor. De verpakking kan worden opgevouwen en geretourneerd. Een ander goed voorbeeld is RePack, gemaakt van gerecycled materiaal van petflessen. Niet alleen de verpakking is gerecycled, Repack is zelf ook een onderdeel van het recyclesysteem. De verpakking wordt namelijk minimaal 20 keer hergebruikt en als het kan soms wel 50 keer. Steeds meer retailers kiezen ervoor om hun producten online te versturen met een RePack-verpakking, zoals Bever, Nomad en Mud Jeans. Het retourproces van de verpakking is vrij eenvoudig. Wanneer je een product ontvangt in een RePack scheur je het etiket open en haal je het product uit de verpakking. Aan de binnenkant van de RePack zit een vast gestikt etiket. Dit etiket vouw je naar buiten en vervolgens gooi je de opgevouwen RePack als een envelop retour in de brievenbus. In het filmpje wordt uitgelegd hoe het werkt.

Packoorang: De Noorse start-up met innovatieve e-commerceverpakkingen

Ook Packoorang bedacht een innovatieve oplossing. Deze Noorse start-up ontwikkelde een herbruikbare e-commerce verpakking. Ook deze verpakking is gemaakt van gerecyclede petflessen en kan minimaal 100 keer gebruikt worden. De verzendverpakking is zowel geschikt voor B2C- als B2B-gebruik. Voor het retourneren van de verpakking maken ze gebruik van een handige app in combinatie met een chip.
De chip (RFID/NFC) zorgt ervoor dat de teruggave bij een winkelcentrum of retourpunt wordt geregistreerd. De klant krijgt het statiegeld terug in de vorm van een voucher of een terugbetaling door de webshop.

Trend 2: Verpakkingsvrije (online) winkels

Er zijn steeds meer (online) winkels aan het experimenteren met verpakkingsvrije concepten.

The Body Shop opent een conceptstore met refill-station

Zo opende The Body Shop een conceptstore in Rotterdam. De winkel is voorzien van een refill-station. Klanten kunnen negen populaire producten zoals handwashes, showergels, conditioners en shampoos laten vullen in een hervulbare aluminium fles. Als het aan The Body Shop ligt, wordt het hervullen van verpakkingen de norm. Zodra de fles leeg is, kun je hem terugbrengen en laten hervullen. Ze hebben berekend dat een consument tot wel 32 flessen per jaar kan uitsparen. Dit voorkomt op jaarbasis zo’n 250 gram C02-uitstoot.
De conceptstore daagt consumenten uit om te kijken hoe we met z’n allen kunnen streven naar een duurzamere wereld. Ook in de winkel is de verduurzamingsslag doorgevoerd. Voor het interieur is bijvoorbeeld gebruik gemaakt van gerecycled hout en plastic om de milieu impact te verminderen.

Pieter Pot levert online boodschappen in glazen potten

Verpakkingsvrije online supermarkt Pieter Pot levert de producten in glazen weckpotten. De consument betaalt statiegeld voor de herbruikbare potten. Zodra de potten leeg zijn nemen ze het bij de volgende bestelling weer mee terug. Vervolgens worden de potten gewassen en opnieuw gebruikt.
Uit hun eigen onderzoek blijkt dat de weckpotten duurzamer zijn dan een verpakking van gerecycled karton, als ze de potten tien keer rond hebben laten gaan. De producten van Heinz, Haribo en Ecover worden inmiddels ook in de potten van de start-up aangeboden.

Lush opent Naked Shops in Milaan en Berlijn

Lush staat al langer bekend om verpakkingsvrije producten. Met het openen van de Naked Shops in Berlijn en Milaan gaan ze een nieuwe fase tegemoet. Het woord ‘naked’ verwijst naar verpakkingsvrije producten. In de winkels vindt je een enorm aanbod aan exclusieve, verpakkingsvrije producten. Door slim gebruik te maken van de innovatieve Lush Lens-app kunnen consumenten de producten eenvoudig scannen. Scan bijvoorbeeld een douchegel of shampoobar en vervolgens krijg je op je smartphone alle informatie over het product te zien. Je kunt de producten uit de winkel leuk verpakken in een van de tote bagsknot wraps of gerecyclede, duurzame bakjes.

Trend 3: Innovatieve verpakkingen

Merken en verpakkingsproducenten zijn continu bezig om nieuwe, innovatieve verpakkingen op de markt te brengen. Zo experimenteren ze met verschillende materialen en onderzoeken ze de mogelijkheden naar digitale toepassingen op verpakkingen. Hierbij kun je denken aan AR of NFC/RFID-technologie. Voor het gebruik van het materiaal bij verpakkingen wordt veel rekening gehouden met duurzaamheid. Niet alleen de verpakkingsindustrie vraagt er naar, ook de consument is zich steeds meer bewust dat zij impact kunnen maken. Een beter milieu begint tenslotte bij jezelf. Aan de hand van voorbeelden laten we een aantal opvallende innovatieve verpakkingen de revue passeren.

De papieren wasmiddelfles van Omo

Unilever brengt in 2022 een prototype wasmiddelfles van het merk Omo op de Braziliaanse markt uit. Het gaat om een papieren fles. Als de pilot goed aanslaat, heeft Unilever de ambitie om het daarna uit te rollen in Europa en andere landen. Het is een enorme uitdaging om een papieren fles te ontwikkelen zonder daar een plastic laagje aan toe te voegen. Dezelfde technologie wordt getest door Unilever om papieren haarverzorgingsflessen mee te maken.
De papieren fles is geproduceerd uit pulp en is ontworpen om gerecycled te kunnen worden in de papierafvalstroom. De binnenkant van de fles is voorzien van een speciale coating. Deze waterafstotende coating zorgt ervoor dat er vloeibare producten in kunnen zoals shampoo, conditioners of wasmiddel. De technologie van de fles is ontwikkeld in samenwerking met Pulpex, een samenwerking tussen diverse partijen, waaronder Pilot Lite, Diageo, Unilever en andere branchegenoten.

Nivea ontwikkelt een oprolbare fles

Voor het merk Nivea heeft de flessenproducent Alpla in samenwerking met Beiersdorf een oprolbare fles ontwikkeld. Voor de productie van de fles is ongeveer de helft van het gewoonlijk benodigde verpakkingsmateriaal nodig. Bovendien kan hij worden opgerold als een koker, zodat hij volledig kan worden geleegd. Hierdoor krijgt de consument er meer product uit. Het verpakkingsmateriaal is volledig recyclebaar en gemaakt van HDPE-materiaal.
De innovatieve fles is op verschillende manieren goed voor het milieu. Het materiaal is namelijk met 50 procent gereduceerd. Dit betekent een stuk minder materiaalkosten en vermindering van de CO2-uitstoot. Onderaan zit een groef waardoor je de fles gemakkelijk kunt leegmaken zoals een tube tandpasta. Hierdoor kun je de verpakking volledig plat maken en oprollen.

Dit artikel verscheen eerder op MarketingTribune

Mad Men. Furious Women.

Battlecry: marketingvrouwen gaan achter seksuele geweldplegers aan

Een groep anonieme vrouwen werkzaam in de Britse reclame-industrie is het zat. Ze slaan de handen ineen om mannen die vrouwen in het vak seksueel intimideren en monddood maken, aan te pakken. Aanleiding is een betoog van een vrouw die opsomt wat voor seksuele intimidatie in haar carrière heeft meegemaakt.

Bijna tweederde van de vrouwen heeft te maken met een vorm van seksuele intimidatie op het werk. Dat bleek vorige maand maar weer eens uit onderzoek van CNV, waarover Salarisnet schrijft: “30 procent van de werkende vrouwen heeft wel eens te maken met aanranding of een andere fysieke vorm van seksuele intimidatie op de werkvloer. 61 procent heeft te maken met seksueel getinte opmerkingen, schunnige woorden, sissen of vervelend, seksueel getint taalgebruik. Bij mannen is dit 18 procent.”

Wijdverspreid probleem 

Uit een ander onderzoek van het College voor Rechten van de Mens  onder 2.000 werknemers en 300 werkgevers (ook in juni dit jaar), blijkt dat seksuele intimidatie op de werkvloer een wijdverspreid probleem vormt. “In de afgelopen tien jaar heeft 16 procent van de Nederlandse werknemers hiermee te maken gehad. Vrouwen worden twee keer zo vaak getroffen als mannen. Voor slachtoffers is dit vaak een ingrijpende gebeurtenis met veel gevolgen voor hun werk en welzijn.”javascript:void(0)

Adriana van Dooijeweert, voorzitter van het College voor de Rechten van de Mens, zei in het NOS Radio 1 Journaal over naar een vertrouwenspersoon stappen: “Sommige slachtoffers willen wel praten, maar deinzen terug omdat ze denken: als ik die stap zet, wordt er meteen actie ondernomen richting de dader en dat wil ik niet.”

‘Als ik die stap zet, wordt er meteen actie ondernomen richting de dader’

Slechts 37 procent van de slachtoffers maakt er melding van, is in het onderzoek te lezen. Belangrijkste reden? Ze denken vaak dat hun situatie niet ernstig genoeg is. Ook weten ze niet precies wat seksuele intimidatie precies inhoudt, of ze misschien niet overdrijven en waar de grens ligt tussen een grap en grensoverschrijdend gedrag. NOS.nl: “Zij hebben bepaald gedrag dan weliswaar als seksueel ongewenst ervaren, maar zeggen dat ‘er niet werkelijk iets is gebeurd’, staat in het onderzoek.”

Het CNV-onderzoek wijst ook uit dat praten over deze situaties lastig is voor vrouwen. Meer dan 25 procent van de ondervraagden, die seksuele intimidatie meemaakte, weet niet waar ze terecht kunnen met hun klachten. Ook zoveel procent hield haar mond stil op het werk en geeft aan dat seksuele intimidatie eigenlijk gewoon niet goed bespreekbaar is op de werkvloer.

Binnen het Nederlandse reclamevak

In de marketing- en reclame-industrie is het niet veel anders. In 2017 (het jaar dat de #MeToo-beweging vorm kreeg) schreef Susanne van Nierop in Adformatie een artikel over seksuele intimidatie in het Nederlandse reclamevak en concludeerde: “Binnen het Nederlandse reclamevak is men terughoudend als het gaat over #metoo. Vrouwen vinden het rolbevestigend en willen niet met slachtofferschap worden geassocieerd. Mannen stellen zich bescheiden op vanwege de heftige verhalen die worden gedeeld.”

“Vrouwen vinden het rolbevestigend” en “Als ik die stap zet, wordt er meteen actie ondernomen richting de dader en dat wil ik niet”, is precies waar een grote groep vrouwen in de Britse reclame-industrie zo klaar mee is. Ze zijn het spuugzat om hun mond te houden en de papers met fluwelen handschoenen aan te pakken.

‘Wees niet zo hysterisch’

Aanleiding vormt een artikel dat Zoe Scaman, oprichter van merkstrategiebureau Bodacious, onder de titel ‘Mad Men. Furious Women.’ schreef. Haar artikel over hoe vaak ze met vrouwenhaat en seksuele intimidatie te maken heeft gehad in haar carrière is heftig om te lezen, en het venijn zit ‘m al direct in het begin:

“When I was 19, I was sexually assaulted by a client in an alleyway outside of my first big industry party. When he was done, he told me to stop being so hysterical. Out of fear and shame, I stayed silent.”

Haar verhaal schetst een beeld van een industrie die zich beschouwt als vooruitstrevend en innovatief, maar nog een lange weg te gaan heeft als het gaat om de behandeling van vrouwen.

Lees dit artikel verder op