Marketing&Facts: Podcastluisteraars

Van podcasts onderweg naar podcast thuis op de bank

Podcasts zijn niet meer weg te denken uit het dagelijks leven. Op weg naar het werk in de auto, via oordopjes op de fiets of luidkeels via de speakers in de woonkamer, overal kun je luisteren naar casts die je interesseren. Hoeveel mensen luisteren naar de digitale geluidsbestanden?

Feiten en figuren. De professional in marketing, communicatie en sales krijgt er eindeloos veel te verstouwen. In deze augustusmaand een aaneengesloten serie van recente ontdekkingen en vondsten uit de wilde wereld van marketing, media, social (en wat verder ter tafel komt).

Al in 2019 was duidelijk dat de groei van het aantal podcastluisteraars niet meer te stoppen was. Destijds kende Nederland meer dan vijf miljoen actieve luisteraars, aldus Consultancy.nl. Dat de mediaconsumptie van onder andere podcasts de afgelopen jaren zo is gestegen, komt met name doordat het zogenoemde ‘lineair consumeren’ van content, dus via radio, steeds meer onder druk kwam te staan door de opkomst van streamingdiensten als Spotify en andere muziek- en podcastapps.

De podcastmarkt vandaag de dag

Reuters Institute heeft met behulp van YouGov onderzoek verricht naar digitale-nieuwsconsumptie in twintig verschillende landen. Daaruit tekenen de onderzoekers op dat 31 procent van de bevolking die online ‘leeft’ in de afgelopen maand naar een podcast heeft geluisterd.

Podcasts worden vooral onderweg in de auto geluisterd

Toch is dat aandeel ten opzichte van het vorige jaar niet verder gestegen. Dat komt waarschijnlijk omdat veel dagelijks woon-werkverkeer is weggevallen door het gedwongen thuiswerken tijdens de pandemie. En juist dit dagelijkse moment in de auto is volgens het onderzoek een belangrijk moment om een podcast aan te zetten en uit te luisteren.

De consumptie binnenshuis is juist gestegen, wat de daling van consumptie onderweg compenseert. Zo is volgens de onderzoekers te concluderen dat de netto-coronaimpact op gebruik neutraal is geweest en dat het percentage van 31 procent precies hetzelfde is als vorig jaar.

Ierland podcastland

De onderzoeksresultaten schetsen dat de podcast het meest geliefd is in Ierland. 41 procent van de mensen met toegang tot het internet luisterde er naar een podcast. Dat is tien procent boven het gemiddelde in de twintig onderzochte markten.

Daarna volgen Spanje (38%), Zweden (37%), Noorwegen (37%) en de Verenigde Staten (37%). Ter vergelijking: slechts 22% van de online Britse bevolking luistert naar podcasts en slechts een kwart doet hetzelfde in Japan (25%) en Duitsland (25%).

Loopt Nederland achter?

Landen als Nederland, België, Duitsland en het VK laten juist cijfers zien die onder het gemiddelde liggen. Betekent dit dan ook dat de podcast hier (nog) niet in trek is of is er een andere oorzaak?

De onderzoekers wijzen het tweede punt aan als de mogelijke oorzaak. De cijfers kunnen vertekend zijn doordat de luisteraars in deze landen eerder kiezen voor het consumeren van openbare apps waar podcasts te beluisteren zijn. Dan komen deze cijfers onder ‘on demand radio’ in plaats van onder de podcasts.

Diversiteit in platforms

De grote diversiteit in platforms maakt het lastig om alle cijfers in één perspectief te kunnen beoordelen. Doordat er op iedere markt wel andere mogelijkheden en apps zijn om podcast-inhoud te consumeren, zijn de cijfers aanzienlijk vertekend. Zo wordt de app BBC Sounds veel gebruikt in het VK, kiezen de Amerikanen en Australiërs eerder voor YouTube-podcasts en hebben de Duitsers een voorkeur voor Spotify. In Nederland kun je je podcast ook luisteren via Apple, Juke en bijvoorbeeld de app van NPO Radio 1.

Waarom zijn podcasts hip en happening?

Uit het eerder aangehaalde onderzoek van Consultancy.nl komt naar voren dat ontspanning (67 procent) en amusement (56 procent) de belangrijkste redenen zijn om naar een podcast te luisteren. Toch zijn er ook genoeg redenen om juist níet naar een podcast te luisteren. In Europa en de VS worden redenen als ‘niet genoeg tijd’ en ‘de podcasts bieden me niets wat ik niet elders kan vinden’.

De mensen die wél luisteren kiezen hun podcasts vooral uit op basis van aanbevelingen van vrienden, familie en collega’s, én door te zoeken op internet. Al valt op dat het opzoeken van interessante podcasts via internet vooral iets is wat Europeanen doen.

Een analyse van WARC wijst uit dat internetgebruikers over de hele wereld per dag zo’n 55 minuten besteden aan het luisteren naar podcasts. Dat komt overeen met zo’n 27 procent van hun gehele audio-activiteit.

Door de populariteit van podcasts trekt het ook steeds vaker adverteerders aan om er reclameboodschappen op te plaatsen. Eerder beweerde MAGNA dat publiek van podcasts tot wel drie keer ontvankelijker is voor advertenties dan tv-kijkers. De ideale kans dus voor marketeers – zo lijkt, maar wc-eend – om zich met advertising op podcast te storten. Benieuwd of dat de populairiteit van negatief beïnvloedt…

Dit artikel is geschreven door Thomas Romers en verscheen eerder op

Marketing&Facts: ‘Strijd tussen marketing en IT’

Op samenwerkingsgebied lopen marketing en IT niet altijd met elkaar in de pas

Afgaande op een blog van Driek Geurtsen, oprichter en CEO van One4Marketing, is de samenwerking tussen marketing en IT cru-ci-aal voor bedrijfssucces. Toch blijkt dit zeker niet altijd het geval en lopen de twee ‘afdelingen’geregeld over en langs elkaar heen.

Feiten en figuren. De professional in marketing, communicatie en sales krijgt er eindeloos veel te verstouwen. In deze augustusmaand een aaneengesloten serie van recente ontdekkingen en vondsten uit de wilde wereld van marketing, media, social (en wat verder ter tafel komt).

Hier lees je trouwens het blog van Geurtsen. De marketing- en IT-afdeling blijken zeker niet altijd een goed en soepel te combineren, althans, volgens onderzoek van Wunderman Thompson. Vier op de tien marketing- en IT-professionals geeft aan dat de onderlinge wrijving leidt tot gebrek aan data die nodig zijn om gepersonaliseerde inhoud aan klanten te leveren. ‘Terwijl juist die data kansen biedt voor het genereren van (potentiële) conversies’.

‘IT levert niet wat nodig is’

Van de marketeers die wél de gegevens krijgen die zij nodig hebben om klantervaringen te kunnen personaliseren, zegt 38 procent dat zij niet geleverd krijgen wat ze daadwerkelijk nodig hebben. 36 procent geeft nog eens aan dat er geen duidelijk beeld is welke inhoud er überhaupt gepersonaliseerd kan en mag worden. Krap één derde (32 procent) zegt ook niet eens over enige contentstrategie te beschikken die personalisatie mogelijk maakt.

Beperkte overzichtelijkheid

De meeste zorgen zijn er over de overzichtelijkheid van de data. 35 procent van de marketingbesluitvormers zit in zijn maag met het hebben van meerdere kopieën van dezelfde inhoud op verschillende locaties.

Je zou in deze tijd van opkomende slimme technieken als kunstmatige intelligentie (AI) en machine learning misschien denken dat handmatige taken uit handen kunnen worden genomen om de processen te verlichten en te verkorten. Maar de onderzoekers geven aan dat maar 56 procent van de ondervraagde bedrijven zulke technieken inmiddels daadwerkelijk gebruikt. De marketingteams geven aan moeite te hebben om er het beste uit te halen.

Wrijving tussen marketing en IT

Dat er wrijving is tussen de marketingteams en de IT-teams is dus wel helder. Maar waar zit ‘m dat in? 84 procent van de marketeers wil dat IT beter begrijpt waar behoeften liggen. Opvallend is dat 81 procent van de IT’ers weer aangeeft tegen hetzelfde te lopen bij de marketeers waarmee ze werken. Daar zit ‘m dus de crux.

Al zegt een kleine driekwart van de marketeers, namelijk 71 procent, dat óók de marketingafdeling een knelpunt kan zijn als het gaat om het neerzetten van de ultieme klantenervaring. Als je dit vraagt aan de mensen van IT gaat het om 60 procent. Er is een inhaalslag te maken.

Dit artikel is geschreven door Thomas Romers en verscheen eerder op

De vier insights uit een halfjaar Marketingfacts

Na een halfjaar en ruim 75 posts verder zit mijn periode op de redactie van Marketingfacts erop. Toch is dit niet de laatste keer dat jullie van mij horen. Ik laat een erfenis achter op de website: elke werkdag in augustus kun je een opmerkelijk marketingfeitje van me verwachten…

Maar goed, dat ik de redactie verlaat betekent wel dat er een plek als junior redacteur vrijkomt. Luuk en Kari-Anne zijn naarstig op zoek naar een nieuwe werkstudent, stagiair of afstudeerder die hen kan komen versterken. Maar wat kan je precies verwachten en welke ervaring en kennis neem je mee richting de toekomst? Daarom: vier insights uit een halfjaar op de redactie van Marketingfacts.

1. Schrijven, schrijven, schrijven

Destijds één van de grootste redenen voor mij om graag ervaring op te gaan doen bij Marketingfacts. Het verwerken van informatie en nieuws in een interessant en prikkelend artikel is iets wat ik heel leuk vind om te doen. Alleen: ik had nog geen professionele schrijfervaring, op al die ellenlange verslagen en onderzoeksrapporten voor de opleiding na natuurlijk…javascript:void(0)

Het eerste artikel

Als communicatieprofessional in spé is het uiteraard belangrijk om goed te kunnen schrijven. Na een halfjaar tikken voor Marketingfacts kun je je zeker onderscheiden als schrijver. Op dag één had ik mijn eerste artikel al live. Kortom, je wordt meteen in het diepe gegooid en je moet geen uitdaging uit de weg willen gaan. En ben je zo diep in het diepe gegooid dat je er zelf niet meer uit kan komen? Dan staan Luuk en Kari-Anne voor je klaar om je er weer uit te trekken.

Door alsmaar te tikken word je steeds creatiever, ga je makkelijker verbanden leggen en je krijgt steeds meer inspiratie. Bij elk nieuwtje of persbericht ga je denken: “Hee, van dit nieuwtje is een mooi artikel te smeden voor de site”.

Social posts

Maar vergeet de socials ook niet. Als redacteur ben je natuurlijk ook contentcreator. Heb je een stukje getikt, denk dan maar niet dat je je creativiteit en inspiratie even rust kan geven. Bedenk een goede tekst en zet het weg op de socials. Ook dit is een ervaring die je voor altijd in je zak kan steken. Een toekomstige baan als copywriter, publisher of social-mediamarketeer heeft maar weinig geheimen voor je als je de kans hebt gehad om te schrijven voor Marketingfacts (én NIMA niet te vergeten).

2. Uitzoeken: de onderste steen boven

Je hebt geen ervaring in marketing en weet niet wat een customer experience is of wat lead nurturing betekent? Je kan natuurlijk het NIMA Marketingfacts Jaarboek openslaan en het doorlezen tot je een ons weegt. Maar als je een tijd meeloopt op de redactie leer je nog véél meer.

Bij elk artikel dat je gaat schrijven zorg je dat je alles weet over het onderwerp. Je leest je in het onderwerp in en slaat er de recente onderzoeksresultaten op na. Je wil de lezer de meest actuele en interessante informatie bieden. Door alles te lezen, over elk onderwerp en nieuwtje, word je steeds meer een autoriteit in marketing. Net als Marketingfacts dat zelf is dus.

Na je eerste paar dagen op de redactie heb je al meer over marketing gehoord dan je ooit tijdens je opleiding zou opvangen. Terwijl je je cv aanvult met de grote namen Marketingfacts en NIMA.

Advertenties uit de jaren tachtig?

Voor mij waren dat bijvoorbeeld de reclames uit de jaren tachtig. Tijdens de redactievergadering besloten we dat het interessant zou zijn om een lijstje te maken van de meest onvergetelijke reclames uit dat decennium. Stuk voor stuk commercials van vóór mijn tijd. Ik had er nog nooit eentje gezien of gehoord. Ik heb me erin vastgebeten en ze hebben nu geen geheimen meer voor me. En zo is dat niet met alleen dit onderwerp, maar ook met veel andere (marketing)onderwerpen.

3. Waardevolle contacten leggen

Vergeet ook niet dat je als redacteur héél veel mensen leert kennen. Netwerken is key binnen het vak. En het zijn allemaal contacten waar je je hele leven profijt van kan hebben.

Bij elk persbericht, onderzoek, interview, event, training of overig contactmoment spreek je wel weer een nieuwe professional. Bijzonder waardevol en daarnaast zeker ook interessant. En vergeet niet, als redacteur bij Marketingfacts krijg je de kans om kosteloos NIMA Masterclasses te volgen. Daarmee breid je niet alleen je netwerk uit met mensen van binnen én buiten het vak, maar ook je vakkennis en skills kan je er flink mee opkrikken.

Zo heb ik er in mijn tijd bij Marketingfacts misschien wel 200 nieuwe connecties bijgekregen op LinkedIn. Van register marketeers tot marketingdirecteuren en van onderzoekers tot hoogleraren marketing. Niet de minsten dus.

Funny picture of young businessman ready to win on chalkboard background. Two strong muscular arms painted on chalkboard

4. Het redactieleven

Maar een tijd meelopen en werken op de redactie van een vakmedium als Marketingfacts neemt je ook mee in het gaan en staan op een redactievloer. Je wordt ondergedompeld in het proces. Of dat nu de vormgeving is (beeldredactie), waarbij je voor elk artikel dat je schrijft een bijpassende visual kiest, tot de sales en overige maandelijkse cijfers.

Maar ook van online tot print. Jazeker, het klopt dat Marketingfacts een online blog is en dat alle content daarom enkel en alleen op het wereldwijde web te vinden is. Maar één keer per jaar stapt de redactie buiten de comfortzone en komt er een boek uit: het eerdergenoemde NIMA Marketingfacts Jaarboek.

Daarnaast krijg je de mogelijkheid om op de man af te stappen en een interview af te nemen. En als de wereld nog wat meer opengaat en de vaccins hun werk doen is de kans ook groter dat je af en toe op een congres rond zal lopen. Met misschien weer vijftig nieuwe LinkedIn-connecties tot gevolg…

Vaarwel, adieu en auf wiedersehen

Dan is nu het moment aangekomen om mijn voorlopig laatste alinea voor Marketingfacts uit mijn mouw te gaan schudden. De rugzak met alle ervaringen en opgedane kennis van het afgelopen halfjaar neem ik mee naar de automotive. Ik krijg de kans om mijn interesse en enthousiasme voor auto’s en marketing te gaan combineren en ik kijk daar bijzonder naar uit. Bedankt voor het volgen en lezen van mijn blogartikelen!

Connect me op LinkedIn om me ook in de toekomst te blijven volgen.

Dit artikel is geschreven door Thomas Romers en verscheen eerder op

Wat maakt een merk the best in class op social?

Amerikaans onderzoek brengt de verschillen in kaart tussen wat consumenten en wat marketeers daarvan denken

Veel merken zijn actief op sociale media en hebben daar dan ook veelal een heel team zitten om met consumenten in contact te zijn en te blijven. Vraag is dan wel hoe je je daar kunt onderscheiden van concurrenten, dus is het van belang te weten wat het publiek van je verwacht. Of wat je beter kunt doen. Amerikaans onderzoek werpt licht op de vraag wat maakt dat ze voor jou kiezen – of juist niet – en aan welke knoppen je kunt draaien.

Er wordt wel beweerd dat de grootste fout die je in marketing kunt maken, is om uit te gaan van jezelf.
Het n=1-complex. Marketeers hebben de neiging te denken dat iedereen hetzelfde is als zijzelf, merkte Ritson al eens droogjes op in gesprek met oud-collega Mirck: “Hun eigen gedrag is in lijn met de strategie die ze voorschrijven, maar de basisregel van marketing is dat we niet onszelf aan het targeten zijn. We targeten de markt”. Er is ook geregeld wat te doen over onderzoek waarin wordt vastgesteld wat marketing-professionals dénken dat consumenten vinden, en wat consumenten echt vinden. Daarbij hoort overigens wel een voorbehoud: Een consument heeft geen idee wat hem of haar ‘drijft’, dus kun je het beter ook niet vragen, maar het is wel iets om rekening mee te houden natuurlijk.

Engaging Audiences

Volgens recent onderzoek van Sprout Social verschillen marketeers en consumenten van elkaar in wat zij denken dat een merk ‘best-in-class’ maakt op sociale media. Het rapport was gebaseerd op gegevens van een onderzoek dat tussen 30 maart en 6 april 2021 is uitgevoerd onder 1.002 Amerikanen en 1.001 Amerikaanse marketeers. Dat verschil zit ‘m vooral in de intentie waarmee merken aanwezig zijn. Marketeers beschouwen ‘engaging audiences’ als het belangrijkste dat een merk tot uitblinker maakt op sociale media. Consumenten beschouwen het aanbieden van goede klantenservice als het belangrijkste dat een merk tot ‘de beste in zijn klasse’ maakt op social. Open deur, maar begin er maar eens over.

Marketingprofs pikte het Sprout-onderzoek deze week op en wijst er dus op dat consumenten zeggen dat het bieden van goede klantenservice, met name het tijdig beantwoorden van vragen, de belangrijkste actie is die een merk kan nemen om ervoor te zorgen dat ze dat merk verkiezen boven een concurrent. Voor het overige valt op dat er in het algemeen ook veel overeenstemming is tussen wat consumenten vinden en wat marketeers denken, al is er dan wel weer een flink verschil tussen het belang dat wordt gelegd op ‘de eerste zijn’. Dat interesseert de social media-gebruiker kennelijk een stuk minder dan marketeers, die – begrijpelijk – verder niet zo bewust bezig zijn met de concurrentie. De onderzoekers focussten vervolgens op die vraag: Wat maakt dat een merk het béter doet? En dat ook nog uitgesplitst naar leeftijd. 

De resultaten roepen een beeld op waaruit blijkt dat met het stijgen der jaren meer servicegericht over social wordt gedacht en minder als manier om daadwerkelijk in contact te komen met merken. Kort door de bocht wil met name de consumentengroep van 56 en ouder dat de klantenservice aanstaat, waar ‘educational content’, gebruiksadviezen, uitleg, toelichting, maar ook recepten of tips worden gedeeld. 

Flock superpromotors

Een derde vraag had betrekking op activiteiten die worden verbonden aan het volgen van merken op social media, als je dat vraagt aan consumenten. Voor de goede orde: dat is wat consumenten zéggen te doen als ze een merk volgen op sociale media. Het beeld dat daaruit oprijst zou iedere marketeer tot nadenken moeten stemmen, want áls je ze eenmaal in de Facebookgroep hebt, lijken het ideale klanten, al was het maar omdat ze zelf inschatten het merk geregeld te kopen, winkels te bezoeken of aan te bevelen bij familie en vrienden. Als het ook echt waar is zou je die flock mogen beschouwen als verzameling superpromotors en fans om je vingers bij af te likken. 

Dit artikel is gechreven door Luuk Ros en verscheen eerder op

B2B-hengelen in een markt die er niet is

‘Vooral het merk kan enorme waarde te creëren voor bedrijven. Misschien dat 20 procent van de bedrijven dat begrijpt’

Het Ehrenberg-Bass Institute, bekend van Byron Sharp heeft zijn pijlen gericht op effectiviteit van marketing in B2B en kletste er vorige week weer eens tegenaan door botweg te stellen dat 95 procent van de B2B-kopers gewoon niet op zoek is naar jouw producten. Nieuw onderzoek wijst uit dat B2B-marketeers daardoor kansen missen, vooral door zich te concentreren op verkopen die nooit zullen plaatsvinden, in plaats van zich te richten op langetermijndoelen.

Naar aanleiding van het onderzoek verscheen eind vorige week een interview op Marketingweek met professor John Dawes van Ehrenberg-Bass, auteur van de laatste aflevering van een groot nieuw onderzoek dat is uitgevoerd voor het LinkedIn B2B Institute, en Jann Martin Schwarz, eindbaas bij de opdrachtgever. De hele serie onderzoeken is overigens voor iedereen beschikbaar en het specifieke deel over die 95 procent-regel vind je hier.

De meeste mensen zijn gewoon op geen enkel moment in de markt

Het idee dat B2B-marketingboodschappen eigenlijk vooral hun doel missen was ook in Nederland trouwens eerder al reden voor enige ophef, want het heeft nogal diepgaande implicaties. Al klínkt het allemaal niet als rocket science: Volgens het rapport wisselen bedrijven bijvoorbeeld ongeveer elke vijf jaar van aanbieder van diensten als bankieren, juridisch advies, software of telecom. Dat betekent dat er dus in een bepaald jaar slechts 20% op de markt is voor die diensten en slechts 5 procent in een specifiek kwartaal.

“Als ik klanten achterna zit in het zakenbankieren, is het handig om te beseffen dat in een bepaald jaar slechts één op de tien van hen op zoek is naar een nieuwe bank of van hoofdbank verandert”, legt Dawes uit. “De cyclus vindt plaats over een behoorlijk aantal jaren.”

Geheugenlinks

Wereldwijd hoofd van het LinkedIn B2B Institute, Jann Martin Schwarz, is het ermee eens dat het hele inzicht niet zo wereldschokkend is, maar wel dat de consequenties ver reiken. Want veel bedrijven realiseren zich volgens hem niet dat de meeste mensen gewoon op geen enkel moment in de markt zijn voor welk product dan ook en dat bedrijven er dus beter aan doen zich op lange termijn te richten. Een geluid dat – nou ja – hier vanmorgen ook al doorklonk in de posting van René van Dijk.

En het hele inzicht heeft niet alleen betrekking op het effectiever richten van marcom, maar ook op bredere strategieën. Dawes zegt dat de bevindingen van het rapport uitwijst dat reclame voornamelijk werkt door geheugenlinks naar een merk op te bouwen en die op te frissen, in plaats van door de directe verkoop te stimuleren. Dit betekent dat wanneer klanten wél op de markt zijn, ze merken herinneren die in het verleden effectief hebben geadverteerd, en meestal gedurende een lange periode. “Als je reclame beter merkrelevante herinneringen opbouwt, wordt je merk competitiever”, legt hij uit.

“Je bent het spel al kwijt voordat je er zelfs maar aan begonnen bent”

Al betekent dat nog niet dat merken de kortetermijntactiek maar volledig moeten opgeven om zich helemaal toe te leggen op merkopbouw. “Er zijn ook klanten die net op de markt zijn gekomen”, zegt Dawes. “Als we klanten in de markt kunnen identificeren, kunnen we ze proberen te bereiken met campagnes. Maar het is wel zo dat merkbekendheid daarbij superbelangrijk is. Om een ​​merk te laten groeien, moet je adverteren voor mensen die nu niet op de markt zijn, zodat wanneer ze de markt wel betreden, jouw merk er een is waarmee ze bekend zijn.”

Return On Investment

Beiden gaan ook weer redelijk los op de ’terreur’ van de ROI want het bewijzen van de waarde van marketing op directieniveau blijft toch voor hele volksstammen een uitdaging. Dawes benadrukt dat marketeers zouden moeten stoppen met het gebruik van ‘misleidende ROI-cijfers’ die een verkoopstijging op korte termijn laten zien als reactie op een stimulus. In plaats daarvan zouden ze zich moeten concentreren op een manier om te illustreren hoe langetermijninvesteringen in merk divident opleveren.

Aantonen hoe meer consumenten een advertentiecampagne correct kunnen toeschrijven aan een bepaald merk, of onderscheidende brand assets als een logo of bedrijfskleuren kunnen herkennen, in vergelijking met een concurrerend bedrijf, kan een manier zijn om dat te doen. Schwarz van LinkedIn: “Als je baas je zegt: ‘Ik wil dat al onze marketinginitiatieven binnen de komende twee maanden een positieve ROI laten zien’, ben je het spel al kwijt voordat je er zelfs maar aan begonnen bent. Je meet verkeerd wat succes betekent en daarom ga je je marketingactiviteiten verkeerd beheren. Dat gebeurt veel en dat moet veranderen. Marketing, en vooral merk, heeft het potentieel om enorme waarde te creëren voor bedrijven. Ik zou zeggen dat misschien 20 procent van de bedrijven in de wereld dat begrijpt.” De hele lange versie van het interview, nog niet achter de pay wall, lees je hier.

Dit artikel is geschreven door Luuk Ros en verscheen eerder op

The Cookieless Era (6): Server side tagging

Een sterke langetermijn-oplossing, mits correct geïmplementeerd en onderhouden

In deze cookieless era blogreeks praten we je bij over alles omtrent het verdwijnen van cookies zoals we die vandaag de dag kennen. In eerdere blogs hebben we de meest gebruikte begrippen voor je uitgelegd, we hebben verteld waarom dit gebeurt en welke impact het op adverteerders heeft. Ook hebben wel diverse oplossingen besproken zoals tracking prevention tooling en first party gathering. In dit blog gaan we dieper in op een andere technische oplossing: server-side tagging. Wat is het, hoe werkt het en wat is bijvoorbeeld het verschil met client-side tagging?

Client-side tagging is de meest gebruikelijke manier om gegevens van websites te verzenden. Als je in dit opzicht naar een client verwijst, is de client hetzelfde als de browser van de websitebezoeker.

Wanneer de website wordt bezocht zorgt het tag management system er (meestal) voor dat alle juiste tags worden gemaakt en verrijkt. Bij client-side tagging heeft de browser van de website-bezoeker een sleutelrol als het gaat om de vraag naar welke externe (first & third party) platformen data wordt verstuurd. Vanwege trackingpreventie worden third party cookies geblokkeerd en wordt de levensduur van first party cookies verkort tot één dag. Dit resulteert in een gebrek aan attributie en een gebrek aan middelen om specifieke doelgroepen te targeten of te retargeten. Dit komt doordat de browser die de klant gebruikt in de huidige situatie een cruciale positie inneemt en bepaalde datastromen blokkeert.

Wat is server-side tagging?

Bij server-side tagging wordt de omgeving van de adverteerder uitgebreid door het creëren van een cloudbased server constructie. Als de website wordt bezocht dan wordt alle data eerst doorgestuurd naar de server. Omdat dit binnen het eigen domein van de websitehouder ligt (first party), wordt dit niet geblokkeerd door de browsers. Vervolgens pusht de server data door naar externe platforms.

Verschil client-side tagging en server-side tagging
Het grote verschil tussen deze oplossingen is het zicht van browsers op waar de data naartoe gestuurd wordt en hun invloed op het blokkeren van cookies. Omdat we weten dat client-side tagging uiteindelijk zijn waarde volledig zal verliezen is server-side tagging interessant geworden omdat dit een robuuste totaaloplossing biedt.

Een cloud-based server binnen het domein van een adverteerder
Server-side tagging biedt een infrastructuur waarbij een cloud-based server zich binnen het domein van een adverteerder lijkt te bevinden. Daarom is het niet nodig om de hardware-infrastructuur aan te passen. Deze situatie biedt duidelijke voordelen met betrekking tot de cookieless era.

  1. Bij server-side tagging wordt de data eerst naar de cloud-based server gestuurd.
  2. Aangezien het hier om data van een bezoeker gaat die rechtstreeks naar de server van een adverteerder worden gestuurd, wordt dit gezien als first party data.
  3. De browsers van de bezoekers zullen de interactie tussen de website van de adverteerder en de cloud-based server van de adverteerder niet verstoren.
  4. De server pusht de gegevens vervolgens verder naar de externe platforms.
  5. Daarna kunnen deze gegevens worden gebruikt door een marketing automation-platform, analytics providers, personalisatietool of een ander type uitvoeringssysteem.

Cloud-based server als proxy

Het doel van deze opzet is om een ​​endpoint te creëren in een serveromgeving waarvan een adverteerder eigenaar is. De cloud-based server fungeert als een proxy (tussenpersoon) tussen datapunten die door browsers en apparaten worden verzonden en de externe platforms.

Aangezien servers in het primaire (sub)domein van een adverteerder niet worden gehinderd door trackingpreventie vanuit browsers, blijft het mogelijk om first and third party data uit te wisselen met externe platforms. De server-side tagging oplossing maakt de distributie van cookies vanuit de eigen omgeving mogelijk.

Bijkomend voordeel voor een adverteerder is de mogelijkheid om de levensduur van cookies tot 180 dagen te verlengen. Hierdoor behoudt een adverteerder de mogelijkheid om gegevens te verzamelen en inzichten af ​​te leiden met betrekking tot rapportage, attributie, segmentatie, targeting, A/B-testen enzovoort.

Voordelen server-side tagging

  1. Minder kwetsbaar voor bijvoorbeeld een onderbroken verbinding of adblocker

Client-side tagging is kwetsbaar voor data-uitdagingen vanwege problemen aan browserzijde, zoals een onderbroken verbinding of een overactieve adblocker. Er is een onbeperkt aantal scenario’s die ertoe kunnen leiden dat er iets kan gebeuren dat de datatransmissie beïnvloedt. Server-side tagging is over het algemeen betrouwbaarder. Dit omdat de reikwijdte van datamanagement aanzienlijk wordt beperkt en de organisatie meer controle kan uitoefenen op de transmissie van data. Server-side tagging is minder kwetsbaar voor uitdagingen zoals een onderbroken verbinding of adblocker.

  1. Herschrijven third party cookie naar first party cookie

Doordat de server-side container op het domein van de adverteerder zelf staat, is de adverteerder in staat third party cookies te herschrijven naar first party cookies. Op deze manier worden deze cookies niet geblokkeerd en zijn ze in staat om de relevante data door te sturen. Het biedt een adverteerder volledige controle over alle aspecten van dataverzameling, -verspreiding en –verwerking. Het stelt adverteerders en marketeers in staat om een volledig functionerende analytics stack te behouden, zonder het toevoegen van third party code aan de browser of het device van de gebruiker wat ook de laadsnelheid van de website negatief beïnvloedt.

  1. Geen problemen met betrekking tot sampling data

Bovendien lost het problemen op met betrekking tot sampling data in analytics en zijn er betere mogelijkheden om spam en bot traffic te onderscheiden. Het geeft je volledige controle over datavalidatie, beveiliging en privacy. Maar: with power comes great responsibility. Server-side tagging maakt adverteerders verantwoordelijk voor het beschermen van privacy(gegevens) van bezoekers én eventueel misbruik van persoonlijk identificeerbare informatie (PII). Lees meer over PII in ons blog.

Voor- en nadelen

Server-side tagging is een lange-termijn oplossing met grote implicaties als het aankomt op datagerelateerde details. Implementatie van server-side tagging heeft een aantal voor- en nadelen.

Nadelen:

– Uitgebreide implementatie (naar schatting tussen de 40 en 100 uur) die vraagt om een gedetailleerd implementatieplan en nauwe samenwerking tussen adverteerder en agency.

– Maandelijkse vaste kosten, afhankelijk van de gekozen server. Daarnaast zijn er bijkomende variabele kosten afhankelijk van het aantal hits.

– Zeer technische en uitgebreide impact die diepgaande vaardigheden en kennis vereist om deze oplossing correct te beheren. Dit resulteert in grotere afhankelijkheid van skilled analytische werknemers en/of een digital marketing agency.

Voordelen:

– Het is een sterke langetermijn-oplossing. Wanneer correct geïmplementeerd en onderhouden, biedt het adverteerders een enorme hoeveelheid first party data.

–  Het geeft de adverteerder volledige controle over alle aspecten van (first party) dataverzameling, datavalidatie, dataverwerking, privacy, beveiliging en distributie.

–  De data die is verzameld kan worden blijven ingezet voor marketingdoeleinden zoals e-mail- & remarketing.

Tot zover de bak informatie met betrekking tot server-side tagging. Een onderwerp dat logischerwijs aardig wat vragen kan oproepen. Mocht je die hebben, reageer dan hieronder op de blog of stel je vraag in een van onze online vragenuurtjes omtrent de cookieless era.

Wat is er nog meer mogelijk naast Server side tagging?
In deze blogreeks nemen we je mee in de wereld van de cookieless era. Hier vind je links naar alle eerdere blogs op Marketingfacts.

Dit artikel verscheen eerder op

Diversiteit maakt reclame effectiever

Onderzoek: ‘Deze advertenties verenigen ons allemaal. En wat goed is voor de samenleving, is ook goed voor het bedrijfsleven’

Britse onderzoekers hebben in een omvangrijk onderzoek gemeten wat het effect is van inclusiviteit in commercials voor merken op de korte en lange termijn. Daaruit blijkt dat niet alleen representanten van de ondervertegenwoordigde groep positiever reageerden, maar welbeschouwd iedereen dat deed. En het geeft niet alleen een goed gevoel, het gaat om betere commerciële prestaties.

Afgelopen jaar ging het er soms heftig aan toe in de gesprekken, of discussies die werden gevoerd over inclusiviteit, de representatie van ondervertegenwoordigde bevolkingsgroepen. En de discussie zal ook nog even aanhouden zo luidt de verwachting. Maar wat in een paar jaar veranderde is dat belangrijker wordt gevonden dát bedrijven ‘een kant kiezen’ in hun poging dichterbij de consument te komen: “Eerst hielden bedrijven zich afzijdig, nu kiezen merken een kant. Ze worden daartoe ook gedwongen. Bedrijven stellen zich menselijker op, dan wordt hen gevraagd de mening te geven”, stelde hoogleraar Marketing Peeter Verlegh vorig jaar al. Hij doet onderzoek naar consumentengedrag en reclame.

Credits afbeelding: youtube – commercial McCain, licentie: Alle rechten voorbehouden

Feeling Seen

De commercials in Nederlandse reclameblokken die tijdens de afgelopen EK voorbijkwamen, maar al tijdens de decemberperiode vorig jaar illustreerden al dat hij gelijk kreeg. Divers wordt langzaamaan meer mainstream. Om die reden is het prettig dat er ook onderzoek wordt verricht naar de marketingeffecten náást de ideologische of zelfs activistische koers die wordt gevaren.

Divers wordt langzaamaan meer mainstream

En zoals vaker bij marketinginnovatie zijn de Britten ons daarin voor, want deze week te lezen in vakmedia: advertenties met ondervertegenwoordigde en diverse mensen presteren niet alleen bovengemiddeld bij de rest van de bevolking, ze stimuleren volgens onderzoek ook de betrokkenheid en effectiviteit bij de vertegenwoordigde groepen. Het rapport ‘Feeling Seen’, dat is samengesteld door effectiviteitsonderzoeker System1, diversiteitsmediaspecialist DECA en commerciële omroep ITV, toont een verbetering van de prestaties aan, op zowel de lange als de korte termijn, althans in vergelijking met ‘de norm’.

Daarvoor hebben de onderzoekers gezocht naar de resultaten, met name effectiviteit, van dertig commerciële uitingen. De advertenties die in het onderzoek werden geanalyseerd, claimden een gemiddelde beoordeling van 2,8 voor het groeipotentieel van het merk op de lange termijn in de landelijk representatieve steekproefgroep. Significant hoger dan de Britse norm van 2,1. Dat gemiddelde springt nog naar 3,5 als specifiek wordt gekeken naar de groep die in de advertentie is opgenomen. De advertenties zorgden ook voor een verkooppiek op korte termijn bij de inclusiegroep, met een score van 1,33 vergeleken met 1,23 voor het algemene publiek.

De inclusiegroep ervaart ook een intensere emotionele reactie op de advertentie waarin die  vertegenwoordigd wordt dan in de landelijk representatieve steekproef, met een score van 1,77 respectievelijk 1,54. Vooral een groter ‘gevoel van geluk’ valt daarbij op.

De reclame riep veel grotere gevoelens van geluk op

Zo voelde 47 procent van de deelnemers aan het onderzoek zich gelukkig bij het kijken naar de advertentie ‘New Boyfriend’ van het chocolademerk Maltesers uit 2017, een ironische advertentie waarin een gehandicapte vrouw met haar vrienden lacht over hoe haar ‘spasmen’ haar nieuwe relatie in de weg stonden. Bij mensen met een handicap liep dat cijfer op tot 58 procent.

Positieve emotionele reacties waren vooral opmerkelijk wanneer advertenties gewone mensen illustreerden die hun gewone leven leiden, zoals te zien was in de campagne ‘We Are Family’ van friet- en snackfabrikant McCain. Met gezinnen in veel verschillende groepen en samenstellingen scoorde de advertentie een ‘hoge’ sterbeoordeling van 4 in de controlegroep en die sprong nog eens naar een bijna maximum 4,8 onder Brits-Aziatische kijkers. “Je gezien voelen voelt goed”, zegt System1-CMO Jon Evans.

Ondervertegenwoordigde groepen

Evans merkt ook op dat de bijzondere intensiteit, waarmee groepen reageerden op advertenties, zichtbaar stijgt in álle groepen: “Verschillende advertenties verenigen ons eigenlijk allemaal. En wat goed is voor de samenleving, is ook goed voor het bedrijfsleven.” 

De dertig advertenties die in het onderzoek zijn geanalyseerd, hadden betrekking op een heel palet aan ondervertegenwoordigde groepen, waaronder Black British, British Asian, gehandicapten, ouderen, LGBTQ+ en vrouwen. System1 testte de advertenties in steekproeven van de vertegenwoordigde groep, en in een controlesteekproef getrokken uit de Britse bevolking als geheel, bij elkaar ruim 10.000 consumenten. DECA heeft weer focusgroepen samengesteld uit diverse bevolkingsgroepen om over  de advertenties en advertenties in het algemeen te praten

Britse commercials die er echt bovenuit staken waren die van Tesco’s ‘Love Stories: ‘Not Quite’ Aunty’s Sumac Chicken’Ikea’s ‘Hooray! For the Wonderful Everyday’ en Boots’ Let’s Feel Good About Summer’.

Kate Waters, directeur klantstrategie en planning bij ITV concludeert dat het onderzoek vooral bewijst dat wat we altijd hebben geweten waar is: “We hebben het alleen niet eerder kunnen kwantificeren. Jezelf op het scherm zien als je in een typisch ondervertegenwoordigde groep zit, maakt dat je je goed voelt. Dat vertaalt zich in een effectiviteitsdividend voor adverteerders.”

Geïnteresseerd in dit onderwerp?
Lees dan ook: Marketing the Rainbow: boycot die merken! en Marketing the Rainbow: 4 redenen om je diversiteit in de praktijk te brengen

Dit artikel is geschreven door Luuk Ros en verscheen eerder op

De afbeeldingen zijn afkomstig uit het rapport: ‘Feeling Seen’, ITV/System1/DECA

Jonge klant wenst webshop met idealen

Onderzoek wijst uit dat klanten verwachten dat webwinkels stelling nemen in het maatschappelijk debat

Vraag consumenten eens om een voorbeeld te noemen van een webwinkel die zich nogal roert als het gaat om maatschappelijke betrokkenheid. De lage percentages in recent onderzoek wijzen uit dat er nu geen webwinkels zijn die hierop uitblinken. Er is veel spreiding in de webwinkels die worden gekozen en er is een grote groep consumenten die helemaal geen voorbeeld kan noemen. Dit illustreert dat er voor online winkels nog veel kansen liggen om hier nadrukkelijker op in te zetten.

Marketingfacts is een bloggers- en geen nieuwssite, maar we bezweren toch wel wekelijks alle PR-bureaus om wél persberichten te sturen (en daarna niet te blijven vragen ‘of we er iets mee doen’), want heel soms doen we er dus wel wat mee. Gewoon omdat het interessant is en zeker als het een onderzoek betreft. En dit is een leuke: “Nieuwe generatie consumenten rekent webwinkels af op maatschappelijke betrokkenheid”. Daar is een hoop mening over, maar niet zoveel Nederlands onderzoek naar verricht dat echt deugt.

“Webwinkels worden geacht een duurzaam beleid te voeren”

Consumenten zeggen steeds meer van webwinkels te verwachten op het gebied van maatschappelijke betrokkenheid. Webwinkels worden geacht een duurzaam beleid te voeren, bijvoorbeeld op het gebied van retouren (67 procent). Bijna een kwart (23 procent) van de consumenten verwacht dat webwinkels stelling nemen in het maatschappelijk debat, dit zijn relatief veel jonge mensen. Dat concluderen IVRM Reputatie en MarketResponse naar aanleiding van eigen onderzoek dus, onder duizend Nederlanders. De twee gaan nog een stapje verder (en daar wordt het glibberig natuurlijk): “In de toekomst zullen webwinkels daar ook in toenemende mate voor verantwoordelijk worden gehouden”.

Stem in maatschappelijk debat

Vooraf wel de disclaimer: vraag een Nederlander, of überhaupt een mens, wat hij of zij belangrijk vindt en je krijgt antwoorden. Vraag of iemand daar ook consequenties aan verbindt in de vorm van gedrag en je moet maar afwachten wat er gebeurt. In die zin kun je mensen beter bestuderen, dan ondervragen. Zie vleesconsumptiefashion en vliegreizen. En vooral jongeren zijn een stuk idealistischer in onderzoek dan ze zijn zodra de euro’s een beetje tegen de plinten beginnen te klotsen. Maar goed: dat maakt zo’n onderzoek natuurlijk niet minder interessant.

Het belang van duurzaamheid, bijvoorbeeld op het vlak van het retourbeleid van webwinkels, wordt in het onderzoek breed erkend. Van de ondervraagde consumenten vindt 67 procent dat webwinkels moeten zorgen voor een zo duurzaam mogelijk retourbeleid. Ook vinden veel consumenten (61 procent) dat webwinkels openheid moeten geven over of de producten die ze verkopen duurzaam geproduceerd zijn.

Bedrijven kunnen volgens IVRM en Marketresponse nog een stap verder gaan, door bijvoorbeeld een stem te nemen in maatschappelijke discussies (bv. rond schuldenproblematiek, kinderarbeid en verspilling). Bijna een kwart (23%) verwacht een dergelijke bijdrage van webwinkels. Berlinda Harkink, directeur reputatie & strategie bij IVRM Reputatie: “Dit lijkt een kleine groep, maar die bestaat uit significant meer jonge consumenten. Hieruit kan je afleiden dat maatschappelijke thema’s een factor van betekenis gaan worden voor de reputatie van webwinkels in de toekomst.”

Webwinkels die door respondenten worden herkend om hun maatschappelijke betrokkenheid:

  1.    Bol.com (12%)
  2.    Ikea (5%)
  3.    ANWB (4%)
  4.    Coolblue (3%)
  5.    Zalando (3%)

Fred Roodbeen, principal consultant bij MarketResponse: “We hebben consumenten gevraagd om een voorbeeld te noemen van een webwinkel als het gaat om maatschappelijke betrokkenheid. De lage percentages geven aan dat er nu geen webwinkels zijn die hierop uitblinken. Er is veel spreiding in de webwinkels die gekozen worden en er is een grote groep consumenten die geen voorbeeld kan noemen. Dit geeft aan dat er voor online winkels nog veel kansen liggen om hier nadrukkelijker op in te zetten.”

Reputatierisico

Volgens Harkink is de voorspellende waarde van de uitkomsten van dit onderzoek groot. “Neem de discussies die momenteel spelen rond grote webshops als Amazon -dat kritiek krijgt op zijn werkgeverschap en verspilling- of bedrijven die kredieten promoten onder kwetsbare consumenten. Dergelijk gedrag wordt steeds minder geaccepteerd.”

“Tijdens de coronapandemie blijkt dit eens te meer. Maar liefst 33 procent van de Nederlanders vindt dat webwinkels een deel van hun winst moeten afstaan aan fysieke winkels die getroffen zijn door de coronacrisis. Wederkerigheid – goed zorgen voor je medewerkers, klanten en andere belanghebbenden en iets terugdoen voor de samenleving – is een factor die wint aan betekenis voor het consumentenvertrouwen in bedrijven.”

Dit artikel is geschreven door Luuk Ros en verscheen eerder op

Fotoreportage vernissage NIMA Marketingfacts Jaarboek 2021-2022

Oktay ontvangt eerste exemplaar van Martin, met een speciale boodschap van Kirsten

Gisteravond ontving Oktay Ertana het állereerste NIMA Marketingfacts Jaarboek ’21-’22 uit handen van Martin Huisman, oud-directeur en erelid van NIMA. Daar hoorde een bloggersborrel bij en een diner met de auteurs, maar bovenal een hoop lol en enige verwondering. Want welbeschouwd is het Jaarboek – sedert 2005 – een onmogelijke prestatie van en door marketing-Nederland. Elf hoofdstukken, vier ‘hot topics’ in het enige dodebomenprintje dat de redactie van Marketingfacts in een jaar aflevert, vormen intussen een soort marketingbijbel die z’n weerga niet kent. Daar moest op gedronken worden.

Beide hoofdrolspelers van het ‘officiële moment’ hadden trouwens vooraf geen idee wat hen te wachten stond, maar omdat Kirsten Andres, directeur van hét Nederlands Instituut voor Marketing, een gelukkig moment beleefde op de diploma-uitreiking van haar zoon, werd kersvers erelid van NIMA én Register Marketeer Huisman als stand in gevraagd dat eerste exemplaar te overhandigen aan de jongste aanwezige. En dat was Oktay Ertana, blogger op Marketingfacts en eigenaar van Nichefluence. Vijfentwintig zomers jong, maar bovenal een aanstormend marketingprominent.

Een eerste exemplaar mét een persoonlijke boodschap van Kirsten overigens, want waar de jeugd is, is de toekomst. Ook in het marketingvak. Woorden van dank van de redactie aan de schrijvers schoten tekort voor alle auteurs die een hoofdstuk voor hun rekening hadden genomen. Wat restte waren goede verhalen in vervolg op een sneltest. En die ondergaande zon boven het IJ. Je hoeft niet eens van 020 te houden om dat als magisch moment aan te merken en dat was ook precies wat het moment nodig had. Een beetje magie.javascript:void(0)

“Waarom anno 2021 nog een papieren naslagwerk? We leven in digitale tijden! Da’s waar, zeker waar. Maar juist in de snelheid van ons vak, is deze kloeke pil van bijna 400 bladzijden extra van waarde. Normaal heeft redactie van Marketingfacts de handen vol aan het vakblog. Geniet nou maar van één drukwerkje per jaar. Ik daag je uit om deze verhalen echt te gaan lezen. Niet dit boek een plekje in je kast te geven. Hopelijk maak je aantekeningen in jouw jaarboek. Hopelijk pak je het er af en toe nog bij. Dat het leeft en geen stof vergaart.’ Willem Albert Bol in het voorwoord.

Hier kun je ‘m bestellen. De best bestede drie tientjes voor je eigen permanente marketingeducatie. Beloofd. 

Dit artikel is geschreven door door Luuk Ros en verscheen eerder op