Dit interview door Lucas Boon met Luuk Ros, Manager Content & Business van NIMA, verscheen in MarketingTribune 1 2018
Werkgevers hebben te weinig aandacht voor scholing van de marketeer, zo blijkt uit recent onderzoek (oktober 2017) van beroepsvereniging Nima. Van de 687 ondervraagde marketeers gaf bijna 42 procent aan onvoldoende te worden geadviseerd op het gebied van opleiding.
Het advies van Luuk Ros, manager content & business bij Nima, is kort maar krachtig: stap zelf naar je werkgever.
Naar schatting zijn er in Nederland 250.000 marketeers werkzaam, hoewel dat volgens Ros een wat uit de lucht gegrepen aantal is. ‘Niet iedereen die “iets” met marketing doet, noemt zich marketeer of zou zich zomaar marketeer mogen noemen. De basics van marketing zijn namelijk vrij stevig. Het houdt in dat je prijselasticiteitsmodellen moet kunnen berekenen en dat je statistische gegevens weet te analyseren. Dat je begrijpt hoe het commerciële proces van een bedrijf verloopt, zodat je ook snapt wat het verleiden van de consument behelst – want dat is wat marketing uiteindelijk inhoudt. Met wederzijdse tevredenheid en waardecreatie in het achterhoofd. Dat moet je allemaal wel onder de knie hebben en dat heb je niet vanzelfsprekend als je bijvoorbeeld seo-marketeer bent. Dan ben je een specialist, geen marketeer.’
Wij geloven in ontwikkeling, zeker binnen marketing, want dit vak verandert voortdurend’
Een gevaar, aldus Ros. Wanneer iedereen zich maar marketeer noemt, worden er dus ook verkeerde verwachtingen geschept. ‘Als je op een marketingafdeling komt te werken en je hebt geen marketingachtergrond, dan moet je wel heel commercieel vernuftig zijn om toch je product te kunnen verkopen. Maar als je echt ambities hebt in het marketingvak, zou ik willen adviseren: zorg dat je op z’n minst commercieel, bedrijfskundig of economisch bent opgeleid.’ Niet geheel toevallig ligt daar een rol voor het Nima weggelegd. ‘Wij geloven in ontwikkeling. Zeker in marketing, want dit vak verandert voortdurend. We willen dan ook nadrukkelijk aan zoveel mogelijk mensen duidelijk maken dat marketing een vak is dat je bijhoudt. Dat je in beweging blijft.’
Bloed, zweet en tranen
En dat duidelijk maken doet Nima onder meer door in vakmedia te publiceren, bijvoorbeeld met een interview in de eerste MarketingTribune van 2018, het vakblad waar Ros in het verleden nog de scepter zwaaide als hoofdredacteur. Ook zoekt Nima steeds meer de landelijke pers op. Zo heeft het recent gewezen op het feit dat er regelmatig gefraudeerd wordt met diploma’s Nima A, B en C. ‘We zijn LinkedIn-profielen gaan lichten en nagegaan of die ook voorkomen in onze database. Lang niet altijd dus. Iets meer dan een derde van de mensen die iets roept over zijn of haar Nima-diploma, verzint dat of verzint er iets bij. Tegen HR-afdelingen zeggen we dus ook feitelijk: controleer of het waar is wat op iemands CV vermeld staat. Dat er met Nima-diploma’s wordt gefraudeerd is ergens een mooi compliment, maar we staan echt voor de belangen van de mensen die er daadwerkelijk bloed, zweet en tranen voor hebben vergoten.’
Hoe gewild een Nima-diploma ook is, nog altijd ontwikkelt de marketeer zich onvoldoende. Er zullen zat marketeers zijn die iedere dag om 17:00 uur de deur achter zich dicht trekken en thuis neerploffen op de bank. Dat is niet hoe Ros het graag ziet, althans niet iedere avond. ‘Dat past gewoon niet bij deze tijd. Arbeidsmobiliteit is niet een kwestie van de politiek of het bedrijfsleven. Het is een eigen verantwoordelijkheid, zeker als je hoger geschoold bent. Als jij er op een gegeven moment “naast komt te staan”, dan heb je al die tijd dat je op de bank plofte niet goed geanticipeerd op de verandering van de vraag. Je werkgever en jij gaan hoe dan ook een keer uit elkaar, maar jij moet door.’
Werk dus aan je ontwikkeling als marketeer en maak dat kenbaar, zo luidt het advies. Daarvoor ligt een verantwoordelijkheid bij de werknemer zelf. ‘Jouw baas ligt er misschien niet wakker van of je de ambitie hebt om jezelf al dan niet te ontwikkelen. Het opleidingsbudget binnen bedrijven is gemiddeld 1.500 – 2.000 euro per werknemer. De wil van werkgevers is er dus wel degelijk, maar je moet het zelf agenderen.’