E-mailmarketing vooral zaak van retescherpe campagnes

E-mailmarketeers anno nu doen meer dan alleen e-mailmarketing

Slechts 25 procent van de respondenten besteedt zijn/haar tijd bijna volledig tot volledig aan e-mailmarketing. Onder bureaus is dit 30 procent. De meeste tijd gaat zitten in het maken van campagnes. Dit blijkt uit onderzoek van de DDMA Commissie E-mail.

De commissie noemt het opvallend dat e-mailmarketing bij adverteerders minder tijd in beslag neemt dan bij bureaus. Bij bureaus besteedt 39 procent van respondenten gemiddeld 80-100 procent van hun tijd aan e-mailmarketing (al vormt deze groep nog wel een minderheid). Het percentage respondenten met een B2C-doelgroep dat 80 procent tot 100 procent van hun tijd besteedt aan e-mailmarketing (35 procent) is groter dan bij respondenten met een B2B-doelgroep (14 procent).

Niet verrassend

Ondervraagden met een B2B-doelgroep reserveren dus meer tijd voor andere werkzaamheden. De meeste respondenten bekleden dan ook functies met uiteenlopende titels, zoals CRM-marketeer, online marketeer, base marketeer en digital marketeer. E-mailmarketing kan in veel gevallen dus niet meer als losstaand vak worden gezien, concludeert de commissie.

B2B’ers reserveren meer tijd voor andere werkzaamheden

Van alle respondenten aan adverteerderszijde werkt 82 procent met een base van meer dan 50.000 ontvangers. Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat hoe groter de base waar respondenten mee werken is, des te meer personen er betrokken zijn bij e-mailmarketing. Zo werken alle respondenten die met meer dan acht personen samenwerken met een base van 50.000 of meer ontvangers. Bij respondenten die e-mailmarketingactiviteiten uitvoeren met teams van een tot vier personen en vijf tot acht personen is dit respectievelijk 68 procent en 79 procent.

De DDMA Commissie E-mail noemt het niet verrassend is dat bases van adverteerders met een B2B-doelgroep vaak kleiner zijn dan die van adverteerders met een B2C-doelgroep. Zo geeft slechts 20 procent van de respondenten met een B2B-doelgroep aan te werken met een base van 250.000 of meer ontvangers. Bij respondenten met een B2C-doelgroep is dit 54 procent. In lijn hiermee ligt dat respondenten die zich richten op B2C-doelgroep vaak werken met grotere e-mailmarketingteams. 34 procent van de respondenten uit deze groep werkt samen met acht of meer personen. Bij respondenten met een B2C-doelgroep is dit 30 procent.

Eenling

Ondervraagden die zich richten op zowel B2B- als B2C-doelgroepen zijn vaak de enige betrokkene bij e-mailmarketing binnen hun organisatie. Bij het grootste gedeelte van deze groep (38 procent) houdt slechts één persoon zich bezig met e-mailmarketing.

Samen met conversies is het confirmed open rate (COR) de belangrijkste KPI onder de ondervraagde e-mailmarketeers. 62 procent van de respondenten geeft dat aan. Op de voet volgen het click-through rate (CTR) met 55 procent en click-to-open rate (CTO) met 53 procent. Deze 4 KPI’s staan zowel bij adverteerders als bureaus bovenaan aan de rangorde. Onder e-mail service providers is de top-4 net iets anders.

De klassieke KPI’s blijven het belangrijkst

Daar staan het COR, CTR, de conversies en de customer lifetime value allen op een gedeelde eerste plek met 50 procent. Bijna 60 procent van alle respondenten geeft aan benchmarks te gebruiken < om succes op basis van deze KPI’s te bepalen.

Primaire werkzaamheden

De ondervraagde e-mailmarketeers besteden het grootste gedeelte van hun tijd aan het bedenken van campagnes (86 procent procent), de analyse van resultaten (85 procent) en doelgroepselecties (72 procent). Onder bureaus geeft zelfs 95 procent van de respondenten aan zich bezig te houden met het bedenken van campagnes. Dit ligt sterk in lijn met de vaardigheden die als belangrijkst worden geacht. Zo staat analytisch vermogen met stip op nummer één als de belangrijkste vaardigheid voor e-mailmarketing. 75 procent van de ondervraagden geeft dat aan. Zeker in grotere e-mailmarketingteams (meer dan acht personen) wordt deze vaardigheid op prijs gesteld: 88 procent van de respondenten uit deze groep zegt dit belangrijk te vinden.

Andere vaardigheden die belangrijk zijn – weliswaar in mindere mate – zijn resultaatgerichtheid (47 procent) en innovatief vermogen (33 procent). Deze laatste is vooral onder respondenten die bij ESP’s werken van belang.

Minder tijd wordt besteed copywriting, design en development 

Werkzaamheden waar aanzienlijk minder tijd voor wordt vrijgemaakt zijn copywriting (50 procent), design (48 procent) en development (35 procent). Opvallend is dat respondenten binnen B2C-organisaties zich meer richten op techniek, bijvoorbeeld de technische inrichting van campagnes (81 procent). Bij B2B-organisaties scoort deze werkzaamheid met 57 procent aanzienlijk lager. Puur kijkend naar de ‘harde’ vaardigheden wordt kennis van ESP’s (75 procent), van KPI-koppelingen/integraties (70 procent) en HTML/CSS (69 procent) als belangrijkst beschouwd onder e-mailmarketeers.

Photoshop 

Kleinere e-mailmarketingteams (een tot vier personen) vinden kennis van Photoshop aanzienlijk belangrijker (42 procent) dan grote marketingteams (8+ personen). Slechts 7 procent van de respondenten uit grote marketingteams vindt kennis van Photoshop een van de belangrijkste ‘harde’ vaardigheden. Het zou kunnen dat kleinere teams deze werkzaamheden vaker in-house uitvoeren dan grotere teams en daardoor deze vaardigheid belangrijker vinden.

Dit artikel verscheen eerder op

Jonge klant wenst webshop met idealen

Onderzoek wijst uit dat klanten verwachten dat webwinkels stelling nemen in het maatschappelijk debat

Vraag consumenten eens om een voorbeeld te noemen van een webwinkel die zich nogal roert als het gaat om maatschappelijke betrokkenheid. De lage percentages in recent onderzoek wijzen uit dat er nu geen webwinkels zijn die hierop uitblinken. Er is veel spreiding in de webwinkels die worden gekozen en er is een grote groep consumenten die helemaal geen voorbeeld kan noemen. Dit illustreert dat er voor online winkels nog veel kansen liggen om hier nadrukkelijker op in te zetten.

Marketingfacts is een bloggers- en geen nieuwssite, maar we bezweren toch wel wekelijks alle PR-bureaus om wél persberichten te sturen (en daarna niet te blijven vragen ‘of we er iets mee doen’), want heel soms doen we er dus wel wat mee. Gewoon omdat het interessant is en zeker als het een onderzoek betreft. En dit is een leuke: “Nieuwe generatie consumenten rekent webwinkels af op maatschappelijke betrokkenheid”. Daar is een hoop mening over, maar niet zoveel Nederlands onderzoek naar verricht dat echt deugt.

“Webwinkels worden geacht een duurzaam beleid te voeren”

Consumenten zeggen steeds meer van webwinkels te verwachten op het gebied van maatschappelijke betrokkenheid. Webwinkels worden geacht een duurzaam beleid te voeren, bijvoorbeeld op het gebied van retouren (67 procent). Bijna een kwart (23 procent) van de consumenten verwacht dat webwinkels stelling nemen in het maatschappelijk debat, dit zijn relatief veel jonge mensen. Dat concluderen IVRM Reputatie en MarketResponse naar aanleiding van eigen onderzoek dus, onder duizend Nederlanders. De twee gaan nog een stapje verder (en daar wordt het glibberig natuurlijk): “In de toekomst zullen webwinkels daar ook in toenemende mate voor verantwoordelijk worden gehouden”.

Stem in maatschappelijk debat

Vooraf wel de disclaimer: vraag een Nederlander, of überhaupt een mens, wat hij of zij belangrijk vindt en je krijgt antwoorden. Vraag of iemand daar ook consequenties aan verbindt in de vorm van gedrag en je moet maar afwachten wat er gebeurt. In die zin kun je mensen beter bestuderen, dan ondervragen. Zie vleesconsumptiefashion en vliegreizen. En vooral jongeren zijn een stuk idealistischer in onderzoek dan ze zijn zodra de euro’s een beetje tegen de plinten beginnen te klotsen. Maar goed: dat maakt zo’n onderzoek natuurlijk niet minder interessant.

Het belang van duurzaamheid, bijvoorbeeld op het vlak van het retourbeleid van webwinkels, wordt in het onderzoek breed erkend. Van de ondervraagde consumenten vindt 67 procent dat webwinkels moeten zorgen voor een zo duurzaam mogelijk retourbeleid. Ook vinden veel consumenten (61 procent) dat webwinkels openheid moeten geven over of de producten die ze verkopen duurzaam geproduceerd zijn.

Bedrijven kunnen volgens IVRM en Marketresponse nog een stap verder gaan, door bijvoorbeeld een stem te nemen in maatschappelijke discussies (bv. rond schuldenproblematiek, kinderarbeid en verspilling). Bijna een kwart (23%) verwacht een dergelijke bijdrage van webwinkels. Berlinda Harkink, directeur reputatie & strategie bij IVRM Reputatie: “Dit lijkt een kleine groep, maar die bestaat uit significant meer jonge consumenten. Hieruit kan je afleiden dat maatschappelijke thema’s een factor van betekenis gaan worden voor de reputatie van webwinkels in de toekomst.”

Webwinkels die door respondenten worden herkend om hun maatschappelijke betrokkenheid:

  1.    Bol.com (12%)
  2.    Ikea (5%)
  3.    ANWB (4%)
  4.    Coolblue (3%)
  5.    Zalando (3%)

Fred Roodbeen, principal consultant bij MarketResponse: “We hebben consumenten gevraagd om een voorbeeld te noemen van een webwinkel als het gaat om maatschappelijke betrokkenheid. De lage percentages geven aan dat er nu geen webwinkels zijn die hierop uitblinken. Er is veel spreiding in de webwinkels die gekozen worden en er is een grote groep consumenten die geen voorbeeld kan noemen. Dit geeft aan dat er voor online winkels nog veel kansen liggen om hier nadrukkelijker op in te zetten.”

Reputatierisico

Volgens Harkink is de voorspellende waarde van de uitkomsten van dit onderzoek groot. “Neem de discussies die momenteel spelen rond grote webshops als Amazon -dat kritiek krijgt op zijn werkgeverschap en verspilling- of bedrijven die kredieten promoten onder kwetsbare consumenten. Dergelijk gedrag wordt steeds minder geaccepteerd.”

“Tijdens de coronapandemie blijkt dit eens te meer. Maar liefst 33 procent van de Nederlanders vindt dat webwinkels een deel van hun winst moeten afstaan aan fysieke winkels die getroffen zijn door de coronacrisis. Wederkerigheid – goed zorgen voor je medewerkers, klanten en andere belanghebbenden en iets terugdoen voor de samenleving – is een factor die wint aan betekenis voor het consumentenvertrouwen in bedrijven.”

Dit artikel is geschreven door Luuk Ros en verscheen eerder op

Vier op de vijf consumenten voelen zich comfortabel bij terugkeer naar fysieke winkel

Nu de wereld langzamerhand uit de coronapandemie komt, geeft 80 procent van de consumenten aan zich weer comfortabel te voelen om een fysieke winkel te bezoeken. Het vertrouwen stijgt, want in 2020 gold dit nog voor ruim 70 procent van de consumenten.

Deze resultaten uit het nieuwe onderzoek van Mood Media, Shopper Sentiments: A June 2021 Global Mood Survey, bevestigen dat consumenten in groten getale terugkeren naar fysieke winkels. Drie op de vijf (60 procent) van de ondervraagde consumenten verwachten dat hun winkelgewoonten vóór of rond het einde van dit jaar weer hetzelfde zijn als vóór de pandemie. Een vijfde (21 procent) van de respondenten geeft aan dat hun winkelgedrag nu al weer op dat niveau zit.

Consumenten geven aan niet meer geld te besteden in vergelijking met hun uitgaven vóór de pandemie. Toch laten de consumentenbestedingen wereldwijd wel een stijgende trend zien. Consumenten merken hun enthousiasme ook in hun portemonnee. Het percentage respondenten dat een stijging van hun uitgaven meldt ten opzichte van de periode vóór de pandemie, is gestegen van 23 procent in september 2020 tot 29 procent in juni 2021.

Mood Media liet de afgelopen weken onderzoeken hoe consumenten hun fysieke winkelgedrag en -gewoontes aanpassen nu de coronamaatregelen over de hele wereld lijken te versoepelen. Voor het nieuwe onderzoek – een vervolg op Shopper Sentiments: A September 2020 Global Mood Survey van afgelopen najaar – namen meer dan 8.000 respondenten in vier belangrijke markten (Verenigd-Koninkrijk, Frankrijk, Verenigde Staten en China) deel aan een uitgebreide online enquête van marktonderzoeksbureau Censuswide.

‘Consumenten staan te popelen om winkels weer binnen te gaan en het winkelplezier te ervaren’

‘We ervaren een gezonde drukte nu winkels over de hele wereld heropenen in een ‘nieuw normaal’. Consumenten staan te popelen om winkels weer binnen te gaan en het winkelplezier te ervaren’, zegt Scott Moore, Global Chief Marketing Officer (CMO) bij Mood Media. ‘De pandemie zette winkels onder druk om sneller te innoveren. Dit leidt tot een versnelde ‘fygitale’ evolutie die de fysieke en digitale winkelervaring samenvoegt. Het onderzoek belicht belangrijke fygitale trends die bepalend zullen zijn voor retailers en de customer experience.’

Aanraken en passen het meest gemist
Consumenten geven enkele essentiële redenen om terug te keren naar de fysieke winkel. Tijdens de lockdown konden ze geen gebruik maken van de specifieke voordelen van fysiek winkelen, aspecten die het online winkelen niet kan bieden. Zo geeft bijna de helft (45 procent) van de shoppers wereldwijd aan het ter plekke ‘aanraken en passen’ van items het meest te hebben gemist toen de winkels dicht waren. Een andere doorslaggevende reden is de leuke en sociale ervaring van fysiek winkelen, dat door 35 procent van de ondervraagde consumenten het meest werd gemist. Verder noemen veel respondenten ook de mogelijkheid om de aankoop meteen mee te nemen naar huis (35 procent).

Het onderzoek toont echter ook aan dat consumenten positief staan tegenover de combinatie van fysiek en online winkelen. Een derde (33 procent) geeft aan Click and Collect en BOPIS-diensten (Buy Online, Pickup In-Store) ondanks de versoepelingen te blijven gebruiken.

Dit artikel verscheen eerder op MarketingTribune

Voorkeur online shoppen blijft groeien

Onderzoek van Klarna laat zien dat de voorkeur voor online shopping blijft groeien, ondanks het feit dat veel shoppers teruggekeerd zijn naar fysieke winkels. Van de twaalf shopping-categorieën uit het onderzoek van Klarna, zijn er acht waarvoor mensen het liefste online hun aankopen doen.

Dat zijn er twee meer dan in maart van dit jaar. De categorieën ‘sieraden & accessoires’ en ‘autoproducten’ laten in de afgelopen maanden de grootste verschuiving in voorkeur zien. De digitale transformatie remt dus niet af, ondanks de versoepeling van veel maatregelen. Dit blijkt uit de nieuwste uitgave van Klarna’s Shopping Pulse.

De grafiek laat zien waar Nederlanders hun aankopen het liefste doen per productcategorie

Klarna’s Shopping Pulse is een terugkerend rapport dat continu de veranderende shoppinggewoontes van consumenten in 9 landen – verspreid over drie continenten – onderzoekt. Het terugkerende onderzoek is uitgevoerd onder meer dan 9.000 consumenten in de kernmarkten van Klarna verspreid over drie continenten: de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, Australië, Duitsland, Oostenrijk, Nederland, Noorwegen, Finland en Zweden. In Nederland hebben 1.010 respondenten meegewerkt.

Het nieuwe rapport “Klarna’s shopping pulse: Nederland” kun je hier vinden.

Ondanks opening winkels toch meer online aankopen

Sinds de winkels weer zonder beperkingen open zijn, is er een duidelijke groei te zien in het aantal mensen dat wekelijks een fysieke winkel bezoekt. Tegelijkertijd stijgt het aantal mensen dat wekelijks online shopt ook. In het onderzoek zijn 12 verschillende productcategorieën onderzocht, waarvan mensen voor acht categorieën aangeven dat ze hun aankopen hiervoor het liefste online doen. De categorieën die sinds maart qua voorkeur het hardste gegroeid zijn, zijn ‘sieraden & accessoires’ en ‘automobielproducten’*. In maart shopten de meeste mensen voor deze producten nog liever in fysieke winkels, nu gaat de voorkeur uit naar online. De enige productcategorieën waarvoor de voorkeur van consumenten nog uitgaat naar fysieke winkels zijn ‘boodschappen’, ‘farmaceutische producten’, ‘beauty’ en ‘huis & tuin’.

Terwijl Nederlanders terugkeerden naar fysieke winkels, nam het aandeel wekelijkse shoppers online toe. De maanden mei 2021 en maart 2021 zijn met elkaar vergeleken.

Online versus fysieke winkels

De grootste shopping-categorie in Nederland is ‘kleding & schoenen’. De aankopen binnen deze categorie worden ten opzichte van maart vaker online dan in fysieke winkels gedaan. Dat is verrassend, gezien de opening van de fysieke winkels vanaf eind april. In mei heeft 51% van de Nederlandse shoppers online kleding of schoenen gekocht ten opzichte van 39% in de winkel. Als mensen moeten kiezen tussen alleen online of alleen in fysieke winkels kopen, gaat de voorkeur van 64% van de shoppers uit het onderzoek toch wel uit naar ‘alleen in fysieke winkels’. Hoe jonger mensen zijn, hoe vaker ze de voorkeur aan online geven.

Rol van technologie

‘De digitale transformatie is in het afgelopen jaar in een stroomversnelling gekomen. Hoewel shoppers nu weer teruggaan naar fysieke winkels, verwachten we dat het aandeel online shopping binnen alle productcategorieën blijft groeien. Sommige aankopen worden het liefste gedaan in fysieke winkels, maar voor steeds meer producten gaat de voorkeur uit naar online. En dit zal snel verder groeien, want retailers staan nog maar aan het begin van de mogelijkheden die e-commerce kan bieden. De technologische mogelijkheden ontwikkelen zich in een razend tempo,’ zegt Viveka Söderbäck, Klarna’s expert op het gebied van consumentengedrag.

Zij vervolgt: ‘Winkels gaan in de nabije toekomst steeds vaker de rol van een inspirerende showroom krijgen, waarbij de daadwerkelijke aankopen vaak digitaal worden gedaan. Iets verder in de toekomst gaan retailers steeds meer digitale oplossingen introduceren die onzekerheid over online aankopen kunnen wegnemen. Bijvoorbeeld het uitproberen van producten door middel van augmented reality. Denk aan het passen van kleding in een virtuele paskamer of het plaatsen van meubels in huis op het scherm van een mobiele telefoon of tablet. Er komen steeds meer technologische oplossingen om dit op bredere schaal mogelijk te maken. Zo wordt niet alleen gemak geboden aan consumenten, maar het is ook een manier om tegemoet te komen aan de wens van consumenten om met duurzamere oplossingen te komen.’

Dit artikel is eerder op MarketingTribune gepubliceerd

Veel animo voor diversiteitspeiling op 1 juli

Deze week roepen 18 brancheorganisaties hun leden en achterban op om op 1 juli mee te doen aan de eerste wereldwijde peiling over diversiteit & inclusie onder medewerkers in de marketing- en communicatie-industrie. ADCN, bvA, DDA, DDMA, Dutch Marketing Diversity Fund, Effie, GVR, Include Now, Logeion, MOA, MWG, NIMA, Orange Lions, PIM, RAW, Screenforce, SIRE, VIA en Vinex doen mee aan het onderzoek.

Initiatiefnemer van de peiling is de World Federation of Advertisers (WFA). Het wereldwijde onderzoek onder medewerkers in de marketing- en communicatie-industrie moet laten zien wat de stand zaken is binnen de branche. Er wordt onder meer onderzocht hoe divers de industrie is en hoe medewerkers de aanpak binnen hun eigen organisatie ervaren. De Nederlandse aanjagers van dit initiatief zijn bvA – de Nederlandse evenknie van WFA – en Via, samen met partners van het Dutch Marketing Diversity Fund.

Op 1 juli, omgedoopt tot ‘All In Monitor’, wordt er een zogenaamde All-in dag georganiseerd, waarop zoveel mogelijk mensen uit de branche tijd reserveren om deel te nemen aan het onderzoek. De link naar het onderzoek wordt op die dag – donderdag 1 juli – door de deelnemende organisaties verstuurd. De antwoorden worden anoniem behandeld en kunnen niet naar individuele respondenten herleid worden.

Beeldvorming

Het onderwerp Diversiteit en Inclusie staat hoog op de agenda in de reclamebranche. Het belang van de studie is dan ook groot, zei bvA-directeur Henriette van Swinderen eerder. ‘Uit onderzoek van bvA bleek eerder dat de invloed van reclame op de maatschappelijke beeldvorming enorm is, maar tegelijkertijd ook niet divers genoeg is. Dat willen we veranderen, want iedereen moet zichzelf erin kunnen herkennen.’

Van Swinderen is blij dat zoveel brancheorganisaties zich hebben aangesloten. ‘Daarmee wordt het mogelijk om Nederland-specifieke inzichten te krijgen in de huidige situatie, zodat we als branche kunnen werken aan een werkomgeving waarin iedereen zich erkend en gewaardeerd voelt’, zegt Van Swinderen.

Dit artikel verscheen eerder op Adformatie

Oproep: Deelname onderzoek naar designbureaus

Om inzage te krijgen in de relatie tussen klant/opdrachtgever en designbureau vragen we managers, marketeers en communicatieprofessionals om input.

Werk je als klant/opdrachtgever met ontwerpbureaus, dan help je ons zeer met het invullen van de vragenlijst.

IPSOS voert het onderzoek uit in opdracht van de Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers. Net als in 2019 verleent NIMA medewerking aan dit onderzoek. We hopen dat alle input bijdraagt aan nieuwe inzichten en een goede, effectieve relatie tussen opdrachtgevers en designbureaus. De resultaten van het onderzoek worden met jullie gedeeld.

Lees de resultaten van het in 2019 gehouden onderzoek onder opdrachtgevers van ontwerpbureaus, en download het rapport hier.

Kennis is macht – hoe bouwt een marketeer dat uit?

Onderzoek naar opleiding en netwerken in het vak om steeds een neuslengte voorsprong te houden

Marketing- en CE-student Lotte Berk probeert een beeld te krijgen van de manier waarop marketeers zichzelf bijscholen en hoe ze aan hun informatie komen om bij te blijven en een voorsprong op te bouwen. Boeiende deelvraag: willen we weer netwerkborrels of blijven we rommelen op afstand?

Toegegeven: wie als marketeer echt een deuk in een pakje boter wil kunnen slaan, zal zich moeten vereenzelvigen met het idee dat het nóóit klaar is. Dat bijscholen en netwerken. Afstudeerder Marketing en Commerciële Economie Lotte Berk probeert een beeld te krijgen van de manier waarop marketeers zichzelf up to speed houden en hoe ze aan hun informatie komen om bij te blijven en een voorsprong op te bouwen. Willen we bijvoorbeeld weer netwerkborrels of blijven we liever rommelen op afstand?

Voor je verder leest: Berk heeft vijf minuten van je tijd nodig en omdat we álle jonkies graag helpen die het vak verder willen brengen: hier vind je het onderzoek dat loopt en door deel te nemen help je haar met afstuderen.

Algemeen bekend en het kan ook niet genoeg worden benadrukt: marketing verandert misschien niet eens zoveel harder dan andere vakgebieden, maar méér weten dan de rest, slimmer zijn, sneller; heeft voordelen. Financiële voordelen welteverstaan. Meer ervaring hebben, een goed netwerk, zicht op verandering, trends kunnen onderscheiden van hypes, het helpt allemáál als je marketingprofessional bent en daarom hang je ook rond op kennisplatformen als dit. Maar ‘wát wil de vakgenoot’, dat vragen we ons op de M!-redactie ook geregeld af.

Verheffing van de individuele marketeer is tot hogere kunstvorm verheven

Marketing- en CE-student Lotte Berk is dat aan het uitzoeken. Voor beroepsvereniging NIMA, want daar is de verheffing van de individuele marketeer natuurlijk tot hogere kunstvorm verheven, en dan doet het er nogal toe wát er wordt ontwikkeld en waarom dat gebeurt. Niet alleen voor NIMA. Leukste, of misschien meest interessante vraag is er één die veel bedrijven, organisaties en professionals bezighoudt: gaan we het najaar straks volprakken met schuimende nietanderhalvemeter-netwerkborrels (congressen, prijsuitreikingen, seminars, masterclasses, kennissessies), houden we dat op afstand en vanuit de eigen thuiswerkgarage, óf buigt de trend eerst door naar live en buigen we dan weer terug naar – bijvoorbeeld – hybride events? Daar zijn nogal wat uiteenlopende meningen over, vaak trouwens afhankelijk van de virologische lekenkennis die iemand meebrengt.

Hieronder nog wat toelichting van Berk zelf op dat onderzoek, en als je haar wil helpen doe je dat dus door nu (nu) even door die vragenlijst te surfen.

“Bijscholen en netwerken zijn twee thema’s die bijdrage aan het positieve welzijn van de mens. Maar doen we daar als marketeers voldoende aan? De laatste jaren worden de thema’s steeds belangrijker op de werkvloer en velen krijgen er dan ook de tijd – en budget – voor van de werkgever.

“Uit onderzoek van Herman Aguinis en Kurt Kraiger bleek dat het volgen van opleidingen en trainingen een positief effect heeft op werknemers en hun prestaties voor een bedrijf. Dat komt doordat het volgen van een training geassocieerd wordt met positieve consequenties: nieuwe vaardigheden, betere prestaties en hogere commitment.

“Het vakgebied marketing is constant in verandering. Het is dan ook van belang om bij te blijven. Zeker als je kijkt naar de veranderingen die covid-19 met zich meebrengen. In een rap tempo is de digitale wereld belangrijker geworden. Om als marketeer voordeel uit situaties als deze te behalen is het van belang om up-to-date te blijven van de veranderde behoefte. Netwerken is daarbij óók van toepassing, omdat het nieuwe deuren voor je kan openen. Nieuwe mensen leren kennen zorgt dan ook voor nieuwe kansen.

“Er zijn zoveel manieren om bij te blijven in je vakgebied en er is dan ook voor ieder wat wils. Luister je het liefst naar een podcast, lees je literatuur, houd je vakmedia bij, bezoek je online een webinar? Hetzelfde geldt voor netwerken. Dat kún je tegenwoordig gemakkelijk online doen, bij voorbeeld door middel van LinkedIn. Maar het is ook mogelijk dat je mensen uit het vakgebied liever in het echt leert kennen en dan ga je naar netwerkborrels. Helaas door covid-19 is dat laatste tegenwoordig minder mogelijk… Wel is er veel behoefte aan live evenementen en ik ben er dan ook van overtuigd dat na de coronacrisis veel animo voor is.

“Zoals je merkt doe ik steeds aannames naar wat ik dénk waaraan de marketeer en de marketeer to be behoefte hebben. Ik zit dan ook met een aantal vragen rondom die twee thema’s. Om daar achter te komen waar de behoefte echt zit ben ik op onderzoek uit.

“Dus ben je werkend, werkzoekend of studerend in het marketingvak, dan kan ik je hulp goed gebruiken. Het invullen van de enquête duurt ongeveer vijf minuten, is geheel anoniem en de resultaten worden alleen gebruikt voor dit onderzoek. Hier vind je de enquête. Ik hoop dat je op open vragen zo concreet mogelijk antwoord en relevante suggesties geeft. Alvast bedankt!

Dit artikel is eerder gepubliceerd op

(onderzoek) Sterke publieke merken helpen meer mensen

De term ‘merk’ wordt in de publieke sector vaak nog onterecht geassocieerd met ‘de mens als markt’. Het imago van overheidsinstellingen is een krachtige en vaak nog onderschatte troef om burgers en bedrijven te helpen navigeren en het effect van de beschikbare hulp te vergroten.

Vertrouwen

Als gekscherend wordt gevraagd of de Belastingdienst niet een betere communicatieadviseur nodig heeft als reactie op de beelden van de toeslagenaffaire, klinkt het haast als een roep om een mooi verhaal om de ellende te verzachten. Maar niets is minder waar. De manier waarop wordt gecommuniceerd door overheidsinstellingen is onlosmakelijk verbonden aan het vertrouwen dat Nederlanders hebben in de organisatie, het sociale stelsel en de overheid. En publieke diensten zijn, net als de economie en maatschappij, alleen effectief als de gebruiker vertrouwen heeft in het systeem.

Lees het gehele onderzoek op MarketingTribune.

Wat bepaalt de marketingagenda van 2021?

Masterclass Marketing in het post-corona tijdperk

In de afgelopen twee jaar heeft NIMA álle Nederlandse marketeers – lid of niet – gevraagd deel te nemen aan een onderzoek dat wordt uitgevoerd door de European Marketing Confederation: de koepel van marketingverenigingen in Europa. Nu het nieuwe jaar aanstaande is wil de EMC van marketeers weten wát de marketingagenda van komend jaar zal bepalen.

Deelname aan het onderzoek neemt slechts vijf minuten in beslag en maakt het voor EMC mogelijk om goed in te spelen op ideeën en ontwikkelingen onder marketingprofessionals. De insights die het onderzoek oplevert zullen ook van invloed zijn op het NIMA-programma.

Snel deelnemen? Kan hier. Vijf minuten. Veel dank!

De ‘koepel van marketing-beroepsverenigingen’, waarbij NIMA namens Nederland is aangesloten, hebben de handen voor dit onderzoek ineengeslagen en gaan internationaal op zoek naar marketeers die functioneel of financieel verantwoordelijk zijn voor de keuzes die worden gemaakt. Het onderzoek richt zich op ‘focus areas’ en projecten die de agenda voor 2021 bepalen. Ook vraagt het onderzoek naar grote uitdagingen en belemmeringen, die van invloed zijn op het ten uitvoer brengen van de plannen.

De studie die wordt verricht naar aanleiding van het onderzoek, moet meer inzicht verschaffen over strategie, processen, uitdagingen en vereisten in het vak zoals die op dit moment worden ervaren. De uitkomsten worden ook gebruikt bij het bepalen van grote events zoals de SwissMarketing Day, de NIMA Marketing Day en de German Marketing Day. Ook maakt het duidelijk waarin de landen van elkaar verschillen en hoe specifiek die verschillen zijn.